v./m. (-banen), speciale spoorwegconstructie voor steile hellingen, waarbij voor de krachtoverbrenging tussen de beide gewone rails een tandheugel ligt, waarin één of meer tandwielen van het motorvoertuig (soms ook van de andere wagens) grijpen.
Terwijl de gewone adhesiespoorwegen kunnen worden toegepast tot hellingen van 1:30, komen tandradbanen voor met hellingen van 1:5 tot 1:
2. Oorspronkelijk werden tandradbanen alleen voor toeristenverkeer en goederentransport aangelegd. Later werden ook steile gedeelten van gewone spoorwegen als tandradbaan uitgevoerd en wel zo, dat de treinen door dezelfde locomotief getrokken over de adhesiebaanvlakken en de tandradbaanvakken kunnen doorrijden. De hellingen zijn hier minder steil (1:10 tot 1:20). De snelheid bedraagt bij toeristentandradbanen 5-10 km/h. Bij spoorwegen voor algemeen verkeer bedraagt de snelheid op tandradbaanvakken 12-15 km/h.
Bij de toeristentandradbaan wordt de locomotief steeds aan het daleinde geplaatst, zodat deze bij het stijgen de trein duwt, terwijl bij het dalen de trein door de remmende locomotief wordt tegengehouden. Voor het remmen zijn deze voertuigen dikwijls ook van een tandwiel voorzien. Het tandradprincipe wordt ook toegepast bij kabelspoor, en wel ten behoeve van het remmen.
LITT. W.Hefti, Zahnradbahnen der Welt (1971, 1976).