(Bengaals: Thakur, lett.: heer), Rabindranath, Indisch dichter en mysticus, *6.5.1861 Calcutta, ♱7.8.1941 Santiniketan (Bengalen); kleinzoon van D.Tagore. Tagore stichtte in 1901 te Bolpur (Bengalen) een opvoedingsinrichting, Santiniketan (Huis der Rust) genaamd, die in 1924 uitgroeide tot de Visjva-Bharati-universiteit, een internationaal cultuurcentrum.
Hij maakte vele reizen in Europa, Amerika en Oost-Azië. Zijn lyriek vormt het voornaamste deel van zijn werk, echt Indisch in mystiek-pantheïstische geest; vorm en ritme zijn geheel hieuw. De structuur van zijn drama’s is door het Europese symbolistische toneel beïnvloed. Zijn proza, romans en novellen, naar de vorm door de Engelse roman beïnvloed, geeft de eerste realistische beschrijving van het gewone dagelijkse leven in modern India. In zijn latere werken spreekt hij ook over de betrekkingen tussen Oost en West. Tagore stond een synthese tussen het beste in de Indische en in de westerse cultuur voor.
In 1913 kreeg Tagore de Nobelprijs voor letterkunde. Werken: lyriek: Gitanjali (1910; Ned. vert. Wijzangen, 1914), The crescent moon (1913); toneel: Sanyasi (1880), Chitra (1914; Ned. vert. door F.van Eeden, 1918), The post-office (1914);roman: The home and the world (1919); filosofische, politieke en religieuze werken: Sadhana (1913 Ned. vert. door F.van Eeden, 1918), Thoughts (1929), The religion of man (1931). Uitgave: Verhalen: gedichten en toneel van R.Tagore, door R. Brakell Buys en C.Bake-Timmers (1958).
LITT. K.Kripalani, R.Tagore (1961); S.N.Hay, Tagore and his critics (1970).