(al-Djoemhoeria al-Arabia as-Soeria), republiek in het Midden-Oosten, begrensd door Turkije, Irak, Jordanië, Israël, de Middellandse Zee en Libanon, 185680 km2, 8,9 mln. inw. Hoofdstad: Damascus.
GESCHIEDENIS
OUDHEID
De oudste geschiedenis van Syrië is ingewikkeld en bovendien onvolledig bekend. De voornaamste oorzaken hiervan zijn:
1. het gebied was, mede door zijn geografische gesteldheid, doorgaans opgedeeld in stadstaten die elkaars rivalen waren;
2. het gebied was strategisch gelegen en fungeerde als verbindingsschakel tussen Mesopotamië, Klein-Azië en Egypte, waardoor het vaak onder vreemde heerschappij kwam en/of het slagveld van buitenlandse mogendheden werd;
3. het oude bronnenmateriaal is beperkt en onvolledig.
Reeds rond 2500 v.C. had Syrië een bloeiende, ook stedelijke cultuur en onderhield politieke en economische betrekkingen met o.a. Egypte, Palestina, Mesopotamië en wellicht Cyprus en Anatolië. De gegevens over deze periode (late bronstijd m) zijn ontleend aan het tekstmateriaal, opgegraven in Ebla (Teil Mardich). Hieruit blijkt dat steden als Aleppo (Jamchad), Karkemisj, Katna, Oegarit, Hama en Damascus toen reeds bestonden. Vooral de invloed uit Mesopotamië was groot. In Syrië gebruikte men het Mesopotamische spijkerschrift voor het schrijven van de eigen Noordsemitische taal.
Syrië onderhield relaties met Mari en Assoer. Het gebied werd veroverd door de koningen van Akkad, Sargon I en Naramsin, die waren aangelokt door o.a. het cederhout van de Libanon en de Amanus en het zilverens uit de Taurus. Aan het einde van het 3e millennium v.C. maakte Syrië een crisisperiode door, waarin veel werd verwoest. Daar ontstonden stadstaten, zoals (opnieuw) Ebla, Jamchad, Katna en Byblos, waar vorsten regeerden die Amoritische namen droegen (Amorieten). De archieven uit Mari (18e eeuw v.C) geven de toenmalige politieke geschiedenis weer. Mesopotamië had veel invloed en de handel floreerde.
Vanaf deze periode begon de penetratie van Hoerrieten in Syrië. In de 15e eeuw v.C. droeg een groot deel van de bevolking Hoerritische namen. Het Hoerritische rijk van Mittanni breidde zijn macht over grote delen van Noord-Syrië uit. In Egyptische bronnen werd het gebied toen als Hoeroe vermeld. In de periode daarna streden de internationale grootmachten om invloed en macht in Syrië: Egypte (onder Thoetmes I en m.n. Thoetmes m), de Hettieten (onder Soeppiloelioema en Moersilis ll) en later Assyrië.
De Hettieten schiepen in Noord-Syrië een imperium van vazalstaten, waartoe later ook Oegarit en Amoerroe behoorden. Het machtsevenwicht werd in 1286 v.C. in de slag bij Kades bevestigd. De strijd tussen Ramses II en Moewatalli bleef toen onbeslist. Grote veranderingen traden op na de verwoestingen door de Zeevolken. In het noorden bleef de structuur van het Hettitische rijk bewaard in onafhankelijke Syro-Hettitische stadstaten, zoals Sam’al, Karkemisj en Hama (o.a. vindplaatsen van monumentale inscripties in Hettitische hiërogliefen). In het midden en zuiden van Syrië vestigden zich Aramese stammen.
Zij drongen uit het oosten binnen. Hun bekendste staten waren Bit Adini, Arpad, Zoba en Damascus. Langzamerhand kreeg Syrië een overwegend Aramees karakter, al behielden de Fenicische handelssteden in het westen hun politieke en culturele onafhankelijkheid. De macht van de Arameeërs, onder wie Damascus de suprematie kreeg, werd aan het einde van de 8e eeuw v.C. gebroken door de Assyriërs, die talrijke veldtochten in Syrië ondernamen (732 v.C. val van Damascus). In de 6e eeuw v.C. werd Syrië overheerst door de Babyloniërs onder Nebukadnezar en daarna door de Perzen, die van Syrië, Palestina en Cyprus één satrapie maakten. Na het kortstondig optreden van Alexander de Grote kwam Syrië in 312 v.C. in de macht van diens veldheer Seleukos Nikator.
Sindsdien was Syrië het stamland der Seleukiden, die tot ver in de 2e eeuw v.C. aan de macht bleven. De Griekse invloed was er sterk. De handel bloeide er. In de 2e eeuw v.C. werd het oosten van Syrië door de Parthen veroverd. In 63 v.C. werd het gebied een (zeer belangrijke) Romeinse provincie, met als voornaamste stad Antiochië. Na 395 n.C. maakte het deel uit van het Oostromeinse resp.
Byzantijnse Rijk.
LITT. H.T.Bossert, Altsyrien (1951); A.Jirku, Geschichte Palästina-Syriens im orientalischen Altertum (1963); H.Klengel, Geschichte und Kultur Alt-syriens (1965); H.Klengel, Geschichte Syriens im 2. Jahrtausend vor unserer Zeit, I, III(1965-70); G. Buccellati, Cities and nations of Ancient Syria (1967); J.C.L.Gibson, Textbook of Syrian Semitic inscriptions II (1975).
ARABISCH-TURKSE TIJD (634-1918)
In 634 werd Syrië door de Arabieren veroverd en vervolgens gearabiseerd. In 1070 veroverd door de Seltsjoeken, werden in Syrië sedert de Eerste Kruistocht (1096—99) kruisvaardersstaten gevormd. De Seltsjoeken maakten in de 13e eeuw plaats voor de mammelukken, die ook over Egypte regeerden. In 1517 werd Syrië veroverd door de Turken. Het in de 14e eeuw begonnen economisch verval zette ook toen door: als gevolg van de grote ontdekkingsreizen lag Syrië niet langer in het centrum van de wereldhandelsroutes. In de 19e eeuw deed zich veel Franse en Amerikaanse invloed gelden en kwam het Arabische nationalisme op.
FRANS MANDAAT EN ONAFHANKELIJKE REPUBLIEK (1918—)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Syrië door Engelsen en Arabieren veroverd. Krachtens de Vredes van Sèvres (1920) en Lausanne (1923) werd het Frans mandaatgebied. In 1946 werd Syrië onafhankelijk. Van 1958—61 was het met Egypte verenigd in de Verenigde Arabische Republiek. In 1963 kwam de Baathpartij aan de macht.
De beginjaren van het Baathregime werden gekenmerkt door een gematigd antikapitalistisch beleid. Dit riep veel ontevredenheid op bij de zakenwereld en in kringen van grootgrondbezitters. Het regime steunde op de strijdkrachten die voornamelijk gerecruteerd waren uit religieuze minderheidsgroeperingen als de Alawieten; dit terwijl de meeste Syriërs tot de soennieten behoorden (de orthodoxe richting van de islam). Ook binnen de Baath groeiden de tegenstellingen over het te voeren beleid. Via een staatsgreep op 23.2.1966 kwam de radicale vleugel van de partij aan de macht. De nieuwe regering haalde de banden met de USSR en Egypte aan.
In 1967 liepen de voortdurende Syrisch-Israëlische spanningen uit op de Zesdaagse Oorlog (Midden-Oosten). De Hoogte van Golan werd door Israëlische troepen bezet. Na de oorlog manifesteerde Syrië zich aanvankelijk als een van de meest compromisloze staten in het Midden-Oosten. Binnen de Baathpartij vonden geleidelijk veranderingen plaats in de richting van een pragmatischer aanpak in binnenen buitenlandse politiek. Woordvoerder van deze stroming was minister van defensie Hafez alAssad. In nov. 1970 trok Assad alle macht aan zich.
Er kwam nu een einde aan Syrië’s geïsoleerde positie in de Arabische wereld. De betrekkingen met de USSR werden allengs beter. In mrt. 1972 besloot de Syrische regering ook vertegenwoordigers van andere partijen dan de Baath op te nemen en zo ontstond het Nationale Progressieve Front. Nadat een poging om de in de Oktoberoorlog van 1973 door Israël bezette gebieden te bevrijden was mislukt, kwam pas op 31.5.1973 het troepenscheidingsakkoord tussen Syrië en Israël tot stand. Sinds het begin van de burgeroorlog in Libanon (april 1975) had Syrië meer dan gewone belangstelling getoond voor het verloop daarvan. Juni 1976 vond een grootscheepse Syrische militaire invasie plaats ten einde de burgeroorlog definitief naar eigen hand te zetten.
Vanaf dat moment was Syrië niet meer weg te denken van het Libanese politieke toneel. Na de reis naar Jeruzalem van de Egyptische president A. Sadat (nov. 1977) vervulde Syrië een prominente rol in het opgerichte front van Arabische landen, die zich verzetten tegen Egyptes politiek ten aanzien van het Israëlisch-Arabisch conflict.
LITT. J.Weulersse, Le pays des Alaouites (1940); P.K.Hitti, History of Syria (1951); S.H.Longrigg, Syria and Lebanon under French mandate (1958); G.H.Torrey, Syrian politics and the military (1964); P.Seale, The struggle for Syria (1965); R.Fedden, Syria and Lebanon (1965); L.Z.Yamak, The Syrian Social Nationalist Party (1966); A.L.Tibawi, A modern history of Syria (1969); I.Rabinovich, Syria under the Ba’th 1963-66, the army-party symbiosis (1972); N.van Dam, De rol van sektarisme, regionalisme en tribalisme bij de strijd om de politieke macht in Syrië (diss. 1977); N.van Dam, The struggle for power in Syria 1961-78 (1979).
MIJNBOUW
Olie en fosfaat zijn de belangrijkste mijnbouwprodukten. De drie grote olievelden zijn Karatsjoek, Soewaidia en Roemaian. De oliesector is genationaliseerd. De totale produktie heeft nooit het beoogde niveau gehaald, maar neemt jaarlijks wel toe. Omdat de staat niet zelf alle explorabele gebieden kan verkennen, is men teruggekomen op het besluit om geen concessies te verlenen aan buitenlandse ondernemingen.
In tegenstelling tot de olie van de drie genoemde velden is de olie die sinds 1975 uit het Jbeissehveld gewonnen wordt, van uitstekende kwaliteit. In mrt. 1976 werd nog een olieveld ontdekt, bij Habari. Door Syrië loopt een deel van de Iraq Petroleum Company-pijplijn; zelf heeft het een pijp van Karatsjoek via Homs naar Tartoes. In de jaren zeventig rezen problemen tussen Irak en Syrië over de royalties voor de te vervoeren olie; sindsdien maakt Irak gebruik van een pijplijn door Turkije. De produktie van fosfaat begon in 1972 bij Palmyra. De slechte kwaliteit van het produkt heeft teleurstellende verkoopcijfers tot gevolg.
De ijzerertswinning wordt opgevoerd.
INDUSTRIE
Syrië is al eeuwen beroemd om zijn kunstambacht: zijdebrokaat, ivoor-inlegwerk, glaswerk, incrustaties. Kort na de onafhankelijkheid trad in Syrië een belangrijke industriële ontwikkeling in de textiel in. De industrie nam in 1971 de plaats van de landbouw in als belangrijkste sector in de economie wat het bruto nationaal produkt betreft (resp. 19,5 en 19,1 %). Industriële centra zijn de steden Damascus, Aleppo, Homs en Latakia, die, met Tartoes en met uitzondering van Homs, ook vrije investeringszones vormen.
De moderne industrie omvat de produktie van textiel, cement, suiker, olijfolie, zeep, zout, schoeisel, rubber, papier, en assemblage van televisietoestellen, koelkasten en tractors. In voorbereiding zijn verscheidene projecten: cementfabrieken, een staalfabriek, een aluminiumsmelterij, verder chemische bedrijven en vier suikerraffinaderijen.
HANDEL
Syrië is een handelstand bij uitstek. Damascus en Aleppo zijn oude handelssteden aan de belangrijke oost-westroute. Syrië drijft handel met communistische en in toenemende mate met westerse landen.
De voornaamste importprodukten bestaan uit ruwe materialen, machines en vervoermiddelen, terwijl vooral olie en olieprodukten, bewerkte katoen en andere textiele goederen, tabak, dranken en conserven worden uitgevoerd. Ofschoon de export door toedoen van de olie sterk is gestegen, is de import nog altijd veel hoger.
VERKEER
Syrië heeft een vrij groot aantal spoorverbindingen, met een lengte van 555 km op normale breedte en 313 km smalspoor. Er is een netwerk van wegen over het gehele land, als onderdeel van het wegennet in de omringende landen. Er is 14000 km weg, waarvan 6000 km geasfalteerd.
In 1959 werd bij Latakia de bouw van een diepe haven voltooid. De haven van Tartoes wordt uitgebreid en krijgt ook een droogdok. Damascus heeft een internationale luchthaven.
STAATSINRICHTING
BESTUUR
In een referendum is in 1973 een nieuwe, permanente grondwet aangenomen, die Syrië omschrijft als een socialistische volksdemocratie. Onder deze grondwet is de president bevoegd de vice-president, de premier en de ministers aan te wijzen of te ontslaan, en is hij verder opperbevelhebber van de strijdkrachten, secretaris-generaal van de Baathpartij en voorzitter van het Nationaal Progressief Front, dat de grote Baathpartij, de Syrisch-Arabische Socialistische Unie, de Socialistische Unie, de Arabische Socialistische Partij en de Communistische Partij van Syrië omvat. RECHTSPRAAK. Het Hof van Cassatie is het hoogste gerechtshof; er zijn 30 hoven van appel. Verder zijn er 110 rechtbanken voor snelrecht en 41 arrondissementsrechtbanken. Ook de afzonderlijke godsdienstige groeperingen hebben een eigen rechtbank.
MUNT
De munteenheid is het Syrische pond (LS), verdeeld in 100 piaster. Op 1.2.1980 was de koers: LS 100 = f51,41 = BF749.
ONDERWIJS
Er is leerplicht tot 14 jaar. Door het onderwijs aan volwassenen is het percentage analfabeten (ca. 50 %) dalende. In Syrië zijn 105 scholen voor de Palestijnen. Het particulier onderwijs neemt af ten gunste van het staatsonderricht. Er zijn drie universiteiten (Damascus, Aleppo en Teshreen).
DEFENSIE
De dienstplicht duurt 30 maanden. De strijdkrachten omvatten 227000 man (200000 in het leger, 2000 bij de marine, 25000 bij de luchtmacht). De paramilitaire eenheden omvatten 8000 man bij de gendarmerie en 1500 grenswachters. De Arabische vredesmacht in Libanon bestaat m.n. uit Syriërs.
BEVOLKING
ALGEMEEN
De bevolking van Syrië groeit snel (3,3 % per jaar). De bevolking is in het algemeen jong (ca. 50 % is jonger dan 16 jaar). West-Syrië herbergt 80 % van de bevolking; 46 % woont in de steden. De grote steden (de grootste zijn Damascus en Aleppo) worden omgeven door een gordel van sloppenwijken. De bevolkingssamenstelling biedt een gevarieerd beeld: in de woestijngebieden leven de ca. 130000 nomaden, in het noorden Koerden en Turks sprekenden, Armeniërs in de steden, verder Droezen. Syrië heeft ook ca. 190000 Palestijnen binnen zijn grenzen.
TAAL. Arabisch wordt in heel Syrië gesproken; daarnaast worden Koerdisch gebruikt in NoordSyrië en Armeens in de steden. Door een klein aantal mensen wordt het Aramees gesproken.
GODSDIENST
Ca. 80 % van de bevolking is soenniet. Daarnaast zijn er verscheidene andere islamitische groeperingen, als de Droezen, sjiieten, ismaëlieten en alawieten. Er zijn ruim 0,5 mln. christenen en 20000 joden.
COMMUNICATIE
De pers in Syrië is nauw verbonden met het socialistische Baathregime; er is preventieve censuur. Er zijn zeven belangrijke dagbladen, waarvan Al-Baath en Al-Thawrah het meest gelezen worden. In 1945 werd te Damascus een directoraat-generaal voor de radio en televisie opgericht. Er zijn radio-uitzendingen in vele talen, waaronder het Arabisch. De televisie is met haar uitzendingen begonnen in 1960. Er zijn 1,3 mln. radiotoestellen en 303000 televisietoestellen.
ECONOMIE
De vele regeringswisselingen in Syrië hebben bijna even zovele wijzigingen in de economische koers met zich meegebracht. Ook de Arabisch-Israëlische oorlogen hebben de economie negatief beïnvloed. Vanaf 1973 is de positie van Syrië enigszins gestabiliseerd. Er zijn o.a. een samenwerkingsverband met Jordanië en financiële overeenkomsten met Saoedi-Arabië gesloten. De gespannen verhouding met Irak heeft economisch doorgewerkt toen de olietoevoer werd afgesneden.
LANDBOUW
Syrië is nog steeds in de eerste plaats een agrarisch land.
De agrarische beroepsbevolking is sinds 1970 zelfs gestegen tot 51 %. De landbouwgrond omvat bijna 8 mln. ha (2 mln. ha voor de verbouw van tarwe, 1,2 mln. ha voor gerst, 181600 ha voor katoen en 147000 ha voor linzen). Er is 2,8 mln. ha voor de landbouw ongeschikt. De landbouw is zeer afhankelijk van de regenval. Een groots opgezet irrigatieschema is er tot de jaren zeventig nooit geweest. Het vijfjarenplan 1971-76 voorzag in een dergelijk plan (het Eufraatproject).
Het vijfjarenplan 1976-81 is hier op doorgegaan en omvat de bevloeiing van 240000 ha. In latere jaren zou daar dan nog 640000 ha bij moeten komen. Andere irrigatieplannen betreffen de Jarmoekrivier en de Ghab, beide met buitenlandse hulp. De voornaamste landbouwgebieden in Syrië zijn die langs de kust van de Libanese tot aan de Turkse grens (fruit, olijven, tabak en katoen), de Centrale Vlakte (granen), Dzjezira, tussen Eufraat en Tigris (katoen) en de Orontesvallei, een van de vruchtbaarste gebieden. Een van de belangrijkste produkten is katoen. Door de accentverlegging naar produkten als suikerbieten en tarwe loopt de katoenproduktie (140000 t/jaar) iets terug.
Syrië kwam in 1976 graan tekort. De produktie van tabak is na een inzinking in 1967 weer toegenomen, en ook die van vruchten neemt toe.
VEETEELT
De veeteelt wordt met buitenlandse steun, o.a. van de Wereldbank, aanzienlijk uitgebreid en verbeterd, m.n. wat betreft de pluimveeteelt. Er is bijna 65000 km2 weidegrond, m.n. op de hoogvlakten en in de steppen. In de veeteelt vinden nomaden hun bestaan. De veestapel omvat 574000 runderen, 6,5 mln. schapen, 856000 geiten, 7000 kamelen, 224000 ezels en 9,3 mln. stuks pluimvee.
VISSERIJ
Bij Tartoes, waar geen ruimte is voor landbouw, is de bevolking aangewezen op visserij; hier is de kustvisserij geconcentreerd. Verder wordt gevist in de rivieren de Eufraat, de Orontes en de Chaboer. Er wordt speciale aandacht besteed aan de visteelt (Ghabproject), m.n. van die van de karper. Er is in Kalaat-el-Moedik een proefstation. De jaarlijkse visproduktie schommelt rond de 1500 t.
ENERGIE
In het kader van het Eufraatproject moeten zes elektriciteitscentrales (capaciteit 100 MW) worden geïnstalleerd. Ook bij Mehardeh aan de Orontes is een centrale in aanbouw.
GEOGRAFIE
Aan de westzijde liggen van noord naar zuid de Amanoes (1700 m) en de Libanon, aan de oostzijde van noord naar zuid het Plateau van Aleppo en de Antilibanon. De basaltische Djebel el-Droes is vulkanisch. De inzinkingen met terra rossa zijn geschikt voor landbouw; aan de oostzijde liggen de landschappen Safahen en Toeloei, met kraters en kegelvormige verheffingen uit rode lava. Het gebergte daalt vrij steil naar de kust. Ten oosten van de oostelijke bergreeks liggen verschillende vlakten: die van Aleppo, van Damascus en Hauran. In het oostelijk gedeelte loopt over een afstand van ca. 400 km de Eufraat.
Het gebied ten westen van de oostelijke bergketens behoort tot het stroomgebied van de Middellandse Zee. De voornaamste rivieren zijn de Nahr al-Asi, Nahr al-Kasimië en Nahr al-Kelb. Van de Antilibanon dalen rivieren af die in het woestijngebied doodlopen, maar van belang zijn omdat zij dienen voor irrigatie, zoals de Barada. De Syrische rivieren zijn onbevaarbaar.
KLIMAAT
Het klimaat heeft grote onderlinge verschillen. In het noordwesten heerst een Middellandse-Zeeklimaat en in het zuidoosten een woestijnklimaat.
De temperaturen stijgen van west naar oost, terwijl de neerslag in die richting afneemt van 870-350 mm/jaar (met grote verschillen van jaar tot jaar). De meeste regen valt van dec.—febr.
LITT. E.Wirth, Syrien, eine geographische Landeskunde (1971).