m. (-s), Struthio camelus, (enige) vogelsoort uit de familie struisvogels (Struthionidae).
(e) De struisvogel komt verspreid voor in Afrika ten zuiden van de Atlas, in Arabië en Syrië. Met een rughoogte van ca. 1,40 m en een kophoogte van ca. 2,60 m is hij de grootste recente vogelsoort. Hij heeft zeer lange poten met 2 tenen; iedere stap in volle galop bedraagt 4 m. Het mannetje maakt een kuil in de grond, waarin het vrouwtje 12-15 eieren legt. Beide broeden: het vrouwtje overdag, het mannetje ’s nachts. In de natuur leeft de struisvogel monogaam.
Omdat hij in Zuid-Afrika door de jacht (mode van de struisveren rond 1900) dreigde uit te sterven, is men de struisvogel gaan kweken. Hij is een echte steppevogel en kan niet vliegen (aan de korte vleugels ontbreken de slagpennen, evenals de stuurpennen). Hij voedt zich met planten en insekten. LITT. I.Krumbiegel, Die Straussenvögel (1966).