o. (-ten),
1. ensemble van vier personen die strijkinstrumenten bespelen;
2. muziekstuk voor een dergelijk ensemble (e).(e) Het uit twee violen, een altviool en een cello bestaande strijkkwartet is in de 18e eeuw ontstaan uit o.a. de triosonate en uit de serenade en sinfonia voor strijkers. Ten tijde van J.Haydn kwam het strijkkwartet tot een zelfstandige ontwikkeling. Door zijn intieme karakter is het strijkkwartet bij uitstek geschikt voor een klein publiek. Belangrijke kwartetten werden geschreven door o.a. J.Haydn, W.A.Mozart, L.van Beethoven, R.Schumann, J. Brahms, F.Schubert, L.Janäcek, B.Bartók, A. Schönberg, P.Hindemith en B.Britten. LITT. E.Heimeran en B.Aulich, Das stillvergnügte Streichquartett (1968); W.Altmann, Handbuch für Streichquartettspieler (4 dln. 1972).