v./m. (-en), pers voor het verwerken van plastische massa’s tot een streng.
(e) In een strengpers perst een draaiende toevoerschroef in een cilindrisch huis de plastische massa continu in een konisch vernauwd mondstuk. Daaruit treedt aan de andere kant de streng te voorschijn, die door rollen wordt ondersteund. Daarna wordt zij door snel bewegende, gespannen staaldraden in eenheden verdeeld, b.v. (uit klei) bakstenen, dakpannen, (of uit ander materiaal) zeep, deegplastics. Door aan het mondstuk een bepaalde vorm te geven, dan wel er kernen in te plaatsen, ontstaan resp. voorwerpen van bepaalde vorm en met grote gaten (buizen e.d.) of kleine perforaties.
In sommige gevallen, b.v. bij kunstharsen, is het toevoerelement een heen en weer gaande zuiger. De werkwijze is dan niet geheel continu, daar de cilinder van tijd tot tijd gevuld moet worden (fabricage van vermicelli). Voor een goede werking van de strengpers moet de massa voldoende plastisch zijn. Door ontluchting, b.v. van een kleimassa door middel van vacuüm, wordt de plasticiteit sterk verhoogd en ontstaan voorwerpen van dichter structuur en hoger vastheid.