Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

straf, (maatregel)

betekenis & definitie

v./m. (-fen),

. maatregel ter vergelding van een daad of verzuim, gewoonlijk om de bedrijver van herhaling of anderen van soortgelijke daden of nalatigheden af te schrikken; m.n. uitgaande van de daartoe bevoegde overheid (e); van een meerdere tegenover een mindere; (opvoedkunde) van ouders of opvoeders tegenover kinderen (e);

2. iets dat onaangenaam, verdrietig is: dat is een — voor hem. (e)

OPVOEDKUNDE. Straf wordt gezien als een belangrijk opvoedingsmiddel (evenals ➝beloning). Vanwege het karakter van aan het kind toegebracht leed valt het de opvoeder veelal moeilijk om te straffen. Desondanks is de straf pedagogisch onvermijdelijk. Er bestaan diverse pedagogische theorieën over de straf:

1. De afschrikkingstheorie steunt op het ervaringsgegeven dat de mens het hem aangename zoekt en het onaangename vermijdt. Door leed toe te brengen zal men het kind afschrikken van bepaalde niet toelaatbare handelingen;
2. De theorie van de natuurlijke straf (J.J.➝Rousseau) leert dat de daad de dader straft door de onaangename gevolgen: b.v. je leert het wel af aan de kachel te zitten als je je eenmaal gebrand hebt;
3. De theorie die, in tegenstelling tot de beide vorige, een onderscheid erkent in goed en kwaad. De straf dient hier om het kind dit onderscheid te leren. Zij werpt het kind terug op zijn morele zelf, en kan daarmee het geweten vormen. Daaraan vooraf gaat dan voor het gestrafte kind de beleving dat het is afgewezen door zijn ouders èn de ervaring van aantasting van zijn zélfwaardering. Dit zal het kind eerst moeten verwerken, en bovendien zal het moeten ontdekken en weten dat de genegenheid van de opvoeders alleen tijdelijk wordt opgeschort. In laatste instantie zal het kind moeten ontdekken dat de straf niet alleen leed voor hemzelf is, maar ook voor de opvoeder. De straf zal altijd aangepast moeten zijn aan de leeftijd en individualiteit van het kind; zij moet een leed zijn dat het kind kan verdragen en begrijpen. Bovendien moet er een band zijn tussen opvoeder en kind; de straf heeft alleen dan effect. Daarnaast zal de strafmaat altijd in proportie moeten zijn tot de fout, de verkeerde handeling van het kind. ➝lijfstraf.

RECHT. Omtrent de rechtvaardiging van de straf zijn in de loop van de tijd vele juridische theorieën ontwikkeld. Deze vallen in drie hoofdgroepen uiteen:

1. de vanouds heersende vergeldingstheorieën, die de straf gerechtvaardigd achten vanwege de noodzaak om het in de misdaad gelegen kwaad te vergelden;
2. de doeltheorieën, die de rechtvaardiging van de straf uitsluitend zoeken in het doel dat zij dient te bereiken: algemene preventie (afschrikking van de misdaad) en bijzondere preventie (afschrikking, onschadelijkmaking);
3. de theorieën die pleiten voor de combinatie van doel en vergelding.

Het Ned. WStr van 1921 eist dat het vonnis de bijzondere redenen opgeeft die de straf hebben bepaald; sindsdien is het mogelijk enig inzicht te krijgen in de opvattingen, die de rechter aan de door hem opgelegde straf ten grondslag heeft gelegd. De ernst van het gepleegde feit (vergeldingsgedachte) en de persoonlijkheid van de dader (bijzondere preventie) blijken een grote rol te spelen. Er zijn hoofdstraffen en bijkomende straffen. De hoofdstraffen zijn gevangenisstraf, hechtenis (vrijheidsstraffen) en geldboete (vermogensstraf), en voor minderjarigen, die toen zij het strafbaar feit begingen nog geen 18 jaar waren, plaatsing in een tuchtschool, arrest, geldboete en berisping. Bijkomende straffen zijn ontzetting uit bepaalde rechten, openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak (erestraffen), plaatsing in een rijkswerkinrichting en verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen; bijkomend heten deze straffen, omdat zij slechts naast een hoofdstraf kunnen worden opgelegd; de oplegging is dan meestal facultatief.

Erestraffen worden uitsluitend zonder hoofdstraf opgelegd. De rechter kan ook maatregelen nemen waarbij de gedachte aan het toebrengen van leed afwezig is en die dus juridisch buiten het begrip straf vallen, b.v. plaatsing in een krankzinnigengesticht, terbeschikkingstelling van de regering, ondertoezichtstelling of bewaring. Men kan daarbij ook denken aan disciplinaire maatregelen die dienen om orde en tucht binnen een bepaalde, beperkte kring te handhaven. Deze komen het wezen van de eigenlijke straf vaak zeer nabij, maar verschillen er niettemin uitdrukkelijk van. Dientengevolge sluiten veroordeling tot straf en oplegging van een disciplinaire maatregel elkaar niet uit. Het Ned. strafstelsel is steeds ingewikkelder geworden omdat men zoveel mogelijk rekening wil houden met de individualiteit van de delinquent. Daartoe dienen ook de voorwaardelijke veroordeling, de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de uitbreiding van het geldboetestelsel.

De wet bepaalt voor elk strafbaar feit de daarop gestelde maximale straf; de wet kent een algemeen strafminimum dat voor alle delicten geldt, resp. f0,50 boete en één dag vrijheidsstraf.

Het Belg. strafwetboek voorziet (in tegenstelling tot Nederland) bij ieder misdrijf een minimumen een maximumstraf. Deze grenzen kunnen evenwel overschreden worden, naar boven bij ➝recidive of ➝samenloop, naar beneden bij ev. verzachtende omstandigheden of gronden van ➝verschoningsrecht. Hoofdstraffen zijn de doodstraf en de vrijheidsstraf (dwangarbeid, hechtenis, opsluiting en gevangenisstraf). Geldboete is een hoofdstraf wanneer geen vrijheidsstraf wordt uitgesproken. Bijkomende straffen zijn b.v. verbeurdverklaring, afzetting, ontzetting uit burgerlijke en politieke rechten, openbaarmaking van het vonnis, vervallenverklaring uit het recht een rijtuig te voeren, verbod een beroep of een handel uit te oefenen. Tuchtmaatregelen worden niet als eigenlijke straffen beschouwd, noch bepaalde beveiligingsmaatregelen zoals de internering.

< >