m. (-en, -s), (ook: jet), verbrandingsmotor waarin toestromende lucht gecomprimeerd en verhit wordt zodat daarin gespoten brandstof ontsteekt, waarna de hete verbrandingsgassen expanderen en als een straal ontwijken met een zo hoge snelheid dat een resulterende kracht in tegengestelde richting op de motor ontstaat.
(e) Aan de voorkant van de straalmotor wordt lucht toegevoerd. Daarin wordt brandstof (meestal kerosine) gespoten, die met de zuurstof verbrandt. Door de verbrandingswarmte zetten de verbrandingsgassen uit. Via een straalpijp aan de achterzijde ontsnappen ze uit de motor. De snelheid van de hete ‘stuwstraal’ is groter dan die van de instromende lucht. Dit achterwaarts versnellen van de lucht veroorzaakt een voorwaarts gerichte stuwkracht. Straalmotoren kunnen in twee hoofdgroepen verdeeld worden.
1. De stuwstraalmotor of →ramjet heeft geen bewegende delen en bestaat alleen uit een verbrandingskamer waarin onder hoge druk brandstof wordt ingespoten. Een type ervan, de →pulsjet, heeft aan de voorzijde terugslagkleppen die regelmatig geopend worden om lucht toe te laten; de verbranding verloopt pulserend.
2. Turbinestraalmotoren (turbojets) bevatten een turbinewiel en een erdoor aangedreven compressor. Van motoren met centrifugale compressor is de middellijn groot en dus ook de luchtweerstand van de motor bij het vliegen. Motoren met axiale compressor hebben minder weerstand en worden daarom meer toegepast. De binnenstromende lucht wordt in de compressor samengeperst. In de verbrandingskamer wordt brandstof ingespoten. Door de hoge wandtemperatuur wordt het mengsel door zelfontbranding ontstoken. De verbrandingsgassen stromen via een turbinerad naar de straalpijp. Het turbinerad wordt daarbij in beweging gebracht en, via de gemeenschappelijke as, de compressor (idee af-
verbrandingskamer komstig van Frank Whittle, 1928). Om de motor te starten moet van buitenaf gecomprimeerde lucht worden toegevoerd en moet de brandstof elektrisch ontstoken worden totdat de wanden voldoende heet zijn. In sommige motoren (turbofan) wordt een deel van de instromende lucht om de verbrandingskamer heen geleid en daarna met de uitstromingsgassen gemengd. Hierdoor is de motor zuiniger en zijn de uitlaatgassen minder heet. Militaire vliegtuigen, voorzien van dit soort motor, zijn minder kwetsbaar voor geleide projectielen met warmtezoeker. Van de turboprop (schroefturbinemotor) is de compresseras naar voren toe verlengd en voorzien van een luchtschroef met vele korte bladen, die een deel van de stuwkracht levert. Ook met een →naverbrander kan in speciale gevallen de stuwkracht vergroot worden.
Aangezien de luchtweerstand op grote hoogte veel kleiner is dan bij vlieghoogten waarop zich vliegtuigen met zuigermotoren bewegen, zal een straalmotor juist op grote hoogte (bij de tropopauze en in de stratosfeer; →standaardatmosfeer) zijn grootste rendement hebben. Vandaar dat straalvliegtuigen altijd zo vlug mogelijk naar zeer grote hoogte stijgen. Mede door de grote vlieghoogte zijn de kruissnelheden van straalvliegtuigen zo groot en zijn deze vliegtuigen in staat tot Ma = 3-4 (→Mach, getal van) te vliegen. Voor hogere snelheden worden vliegtuigen met een ‘super ramjet’ uitgerust, waarbij de snelheid van de lucht in de verbrandingskamer — zeker als de vliegsnelheid Ma > 7 is supersoon zal moeten blijven.
Straalmotoren hebben een betrekkelijk eenvoudige constructie (minder bewegende delen dan bij zuigermotoren), een gunstige gewicht/vermogen-verhouding en een zeer goede aërodynamische vorm. De stuwkracht T = ms (Vu V), waarin ms de specifieke luchtmassa (aantal kg/s) is die door de motor stroomt, Vu de snelheid van de verbrandingsgassen bij het verlaten van de straalpijp en V de vliegsnelheid zijn.