Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stoppen

betekenis & definitie

(stopte, heeft en is gestopt),

1. dichtmaken, opof aanvullen met vaste stof: een lek een pijp —; opening in weefsels, kruiselings door draden overspannen: een sok (weverij) bewerking op (wollen) stoffen waarbij de tijdens het weven losgeraakte draden weer in het weefselverband worden teruggebracht en ontbrekende draden worden ingeboet;
2. in iets duwen: ruiten —, met stopverf in een raam vastzetten; een gestopte gans, mesten door kunstmatige voeding; iets onder de grond —, om het te verbergen, (ook) om het kwijt te zijn; (gemeenz.) iemand onder de grond —, begraven, hij laat zich alles in de handen — (m.n. van slechte waar); iemand geld in de hand —, ongemerkt geven; iemand —, omkopen;
3. doen stilhouden: het verkeer —;
4. stilhouden: stop eens even, houd even je mond, zwijg even, laat ik even nadenken; (vandaar) ophouden (met), niet meer doen: ik ben ermee gestopt;
5. de werking van de ingewanden vertragen: kaneel stopt.

< >