(hield stil, heeft stilgehouden), 1. buiten beweging, in rust blijven;
2. blijven staan; stil staan;
3. ophouden met voortgaan, met een beweging: de tram houdt daar stil;
4. zich onthouden van geluid, m.n. van spreken: zij hield zich maar stil en achteraf;
5. (overg.) rustig houden, kalm houden: een kind —, maken dat het niet schreit;
6. geheimhouden, verborgen houden.