m. (-s), schakelaar voor een draaistroomkooiankermotor die de drie wikkelingen daarvan eerst in een ster op de drie fasen van het net aansluit teneinde de aanloopstroom klein te houden, en vervolgens in een driehoek.
(e) Een draaistroomkooiankermotor vraagt voor het aanlopen een grotere stroom dan voor het continu draaien. De zodoende door grotere motoren veroorzaakte spanningsdaling in het net hindert andere stroomgebruikers. De motorwikkelingen worden daarom niet direct tussen twee fasen aangesloten, maar in stervorm. De spanning over één wikkeling is dan een factor √3 maal kleiner dan de netspanning. Die schakeling verzorgt de ster-driehoekschakelaar. De motor komt nu met een beperkte stroom op toeren. Vervolgens wordt de schakelaar in de driehoek-stand gezet, zodat de volle netspanning over één wikkeling komt.