o. (-s),
1. wijze waarop iemand staat, houding; (ook) bijzondere houding, o.a. bij de coïtus;
2. oploop van nieuwsgierigen bij een of ander geruchtmakend voorval, m.n. bij een ruzie;
3. ruzie, herrie, kabaal;
4. berisping, verwijt;
5. luidruchtig, druk, zenuwachtig, prikkelbaar, opvliegend persoon: een opgewonden —.