v./m. (-’s), strijdwijze van politiek-extremistische groepen, die in de grote steden overvallen, bomaanslagen en gijzelingen organiseren.
(e) De stadsguerrilla is m.n. ontstaan in gebieden waar de plattelandsguerrilla niet haalbaar bleek (➝guerrilla). Een bekend voorbeeld is Latijns-Amerika, na de mislukking van Che Guevara’s guerrillastrijd in Bolivia. Vooral in Uruguay (➝Tupamaros), Argentinië, Brazilië en Guatemala vond toen een zekere urbanisering van de guerrilla plaats. Het woord guerrilla is in dit verband niet geheel juist. Kenmerkend voor deze oorlogsvorm is dat kleine groepen overvallen plegen en zich daarna weer verspreiden, hetgeen na een actie in een stad met politiebewaking niet mogelijk is. Vandaar, dat de stadsguerrilla zich doorgaans tot bomaanslagen en ontvoeringen moet beperken, zodat wel onrust ontstaat maar geen hechte machtsbasis gevestigd kan worden.
Niettemin kan de stadsguerrilla tot de verbeelding van de bevolking spreken. De stadsguerrilla is in de jaren zeventig ook overgewaaid naar West-Europa, m.n. Italië, Spanje en de BRD. In Canada werd deze strijdwijze overgenomen door een deel van de Franstalige separatisten in en om Quebec.
LITT. M.Oppenheimer, Urban guerrilla (1970); R. Moss, Urban guerrilla warfare (1971).