o., gasvormige brandstof als bron voor energie, meestal door een plaatselijk of regionaal gasbedrijf aan de consument geleverd.
(e) Aanvankelijk was stadsgas het gas dat geproduceerd werd op de gasfabriek en dat via een pijpleidingnet werd geleverd aan de verbruikers. Na invoering van het aardgas (ca. 1955), werd met de term gas aangeduid dat geen aardgas was, maar wèl aan de verbruiker geleverd werd via een pijpleiding. Later werd ook het aardgas tot stadsgas gerekend. J.P.Minckelers gebruikte in 1785 als eerste steenkolengas voor verlichtingsdoeleinden. De eerste kolengasfabrieken kwamen op na 1800 (➝gasdistributie). De opkomst van de staalfabricage tegen 1900 deed behoefte aan cokes ontstaan.
Het daarbij vrijkomende cokesovengas begon ca. 1925 kolengas te vervangen, omdat toen het transport over grotere afstanden begon plaats te vinden. Het gebruik als lichtgas verminderde door de opkomst van elektriciteit, maar het gebruik voor koken en verwarming nam toe. In de jaren zestig nam in Nederland aardgas zijn plaats in.
