Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stadsbevolking

betekenis & definitie

v., de bevolking woonachtig in een stad.

(e) Over de gehele wereldbevolking bezien neemt de stadsbevolking nog steeds toe. De migratie naar de stad is daarbij een belangrijker factor dan het geboortenoverschot. In veel grote steden is na een stormachtige stijging van het inwonertal een stabilisering en zelfs daling opgetreden. Dit hangt samen met congestie in de steden en verdringing van de woonbevolking door economische functies. De bevolkingsgroei verplaatst zich veelal van de centrumstad door ➝suburbanisatie naar de stadsregio.

De samenstelling van de bevolking hangt samen met de groeifase waarin de stad zich bevindt. In het algemeen ziet men in de steden relatief minder jeugdigen, meer alleenstaanden en ongehuwden en een grotere verscheidenheid in beroep en nationaliteit. In steden met een stabiele of dalende bevolkingsomvang komt een relatief hoger aantal mindervermogenden en bejaarden voor, zodat deze steden geconfronteerd worden met problemen van armoede en vergrijzing. In het algemeen is de dagbevolking van een stad (allen die overdag in een stad verblijven, zoals werkenden, schoolgaanden, winkelenden) vele malen groter dan de nachtbevolking (= inwoners). Dit betekent voor het lokaal bestuur, dat de taken ruimer zijn dan die voor de eigen inwoners. De infrastructuur b.v. wordt benut door mensen in de regio en soms uit het gehele land.

< >