Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

staatloosheid

betekenis & definitie

v./m., (ook: apatridie), het gemis van nationaliteit.(e) Staatloosheid vloeit voort uit verschillen tussen de nationale regelingen betreffende verkrijging en verlies van nationaliteit, terwijl een algemeen geldende internationale regeling tot oplossing van deze wetsconflicten ontbreekt. Het meest voorkomend geval van staatloosheid is dat iemand, na verlies van zijn nationaliteit, geen nieuwe nationaliteit verkregen heeft (b.v. de vrouw die door haar huwelijk met een vreemdeling haar eigen nationaliteit verliest krachtens de wetgeving van haar land, terwijl zij ingevolge de vreemde wetgeving toch niet de nationaliteit van haar echtgenoot verkrijgt).

Ook kan staatloosheid ontstaan bij geboorte, indien volgens de wet van de staat van de ouders de nationaliteit van deze staat wordt verkregen door geboorte op het gebied van die staat (ius soli), terwijl de geboorte in feite plaatsvindt in een andere staat wiens nationaliteit slechts door geboorte wordt verkregen indien de ouders die nationaliteit bezitten (ius sanguinis). Staatloosheid ontstaat voorts door denaturalisatie, d.w.z. door herroeping van naturalisatie, of indien een staat iemand zijn nationaliteit ontneemt, zoals dit krachtens de wetgeving van een aantal staten mogelijk is. Ondanks het gemis van nationaliteit kunnen staatlozen in de staat waar zij verblijf houden verplicht worden tot b.v. het betalen van belasting en tot het verrichten van militaire dienst. Staatsburgerlijke rechten jegens de staat hebben zij daarentegen niet: zij kunnen dan ook in beginsel van het ene land naar het andere uitgewezen worden. Geen staat is verplicht om hen te beschermen tegenover de staat waar zij verblijf houden. De volkenrechts-codificatieconferentie van 1930 heeft op sommige punten het ontstaan van staatloosheid helpen beperken.

Een poging tot invoering van een plicht voor staten tot terugname van staatloze personen die laatstelijk houders waren van de nationaliteit van zo’n staat, is mislukt. De VN commissie voor Internationaal Recht ontwierp twee conventies: de eerste diende om in de toekomst alle staatloosheid te elimineren, de tweede hield een beperking en verzachting in van de beginselen van de eerste. Beide gingen uit van de grondgedachte dat het probleem van de staatloosheid slechts kan worden overwonnen door toepassing van het beginsel van het ius soli op personen die anders bij geboorte staatloos zouden zijn. Op 18.9.1954 kwam het verdrag betreffende de status van de staatlozen tot stand (in werking op 6.6.1960). Nederland is sinds 1962 partij bij dit verdrag. Een internationale conferentie in 1961 resulteerde in een verdrag inzake de Beperking van Staatloosheid.

Dit verdrag is nog niet in werking getreden. De praktische gevolgen van staatloosheid zijn in belangrijke mate gelijk aan die van vluchtelingenschap, al is hier formeel (nog) geen sprake van verlies van nationaliteit en dus staatloosheid (‘de facto-staatloosheid’). LITT. UN Department of Social Affairs, A study of statelessness (1949); P.Weiss, Staatsangehörigkeit und Staatenlosigkeit im gegenwärtigen Völkerrecht (1962).

< >