onbep. ww., van het gezicht aflezen wat er gezegd wordt, m.n. door slechthorenden en doven.
(e) Bij spraakafzien speelt liplezen een grote rol, doordat juist de lippen (mondstand, mondbeweging) bij vele spraakklanken een vast beeld geven. Maar ook de stand van de tongpunt, de tanden zelfs en heel de gezichtsmimiek zijn belangrijke signalen die spraakafzien mogelijk maken.