[Lat.], v./m. (mv.), naaldachtige structuren in de chromosfeer van de zon.
(e) De chromosfeer aan het oppervlak van de zon bestaat uit talloze spiculae die met een snelheid van een 20—30 km/s opwaarts schieten en zich dan vermoedelijk weer terugtrekken. Over de gehele zichtbare zonneschijf zijn er op elk ogenblik enige tienduizenden. De spiculae hebben een dikte van ca. 1000 km. Als heel kleine protuberansen stijgen dan de gasstralen op en dringen tot een hoogte van 10 000—15 000 km door in de corona. De spiculae zijn alleen waar te nemen in monochromatisch licht.