Middelhoogduitse kunstenaarsnaam (= de mus), waaronder twee bundels zangspreuken bewaard bleven; de oudste bundel is waarschijnlijk ca.1150 in Zuidwest-Duitsland, de jongste nadien maar vóór 1200 in Beieren (?) ontstaan. Vooral de oudste bundel is gekenmerkt door een zeer ouderwetse, stijve eenvoud.
De spreuken onderwijzen levenswijsheid, klagen over armoede van de zanger en verkondigen de roem van milde heren — van wier giften de dichters wel afhankelijk waren. Uitgaven in Minnesangs Frühling (33e dr. 1965).