(spartelde, heeft gesparteld),
1. met armen en benen heen en weer slaan; m.n. van iemand die tegenstribbelt: — om los te komen;
2. (van vissen) met de staart slaan; zich levendig, dartel of wild bewegen: de vissen spartelden op het droge. spar'teltorren, v./m. (mv.), Mordellidae, insektenfamilie, waartoe ca. 1500 soorten behoren, die bij aanraking buitelend wegvliegen.
(e) Sparteltorren zijn kleine tot middelgrote kevers met een puntvormig toegespitst laatste segment van het achterlijf. Zij zijn vaak te zien op bloemen, waar zij zich voeden met nectar en stuifmeel. De larven leven in plantestengels.