(Nieuwgr.: Sparti), Griekse stad, hoofdstad van de nomos Lakonië, aan de voet van de Taigetos, in het dal van de Eurotas, 10 500 inw. Het tegenwoordige Sparta is in de 19e eeuw gebouwd.
Van de antieke stad is weinig bewaard gebleven. Engelse archeologen vonden resten van de (late) stadsmuren, en op de akropolis overblijfselen van tempels van Zeus en Afrodite. Daar ziet men nog het hellenistische theater (2e eeuw v.C.). Buiten de stad, bij de rivier Eurotas, ligt nog de ruïne van de archaïsche tempel voor Artemis Orthia. GESCHIEDENIS. Tijdens de Dorische volksverhuizing maakte een groep Doriërs zich meester van het dal van de Eurotas op de Peloponnesos. Hun centrum werd Sparta (Lakedaimoon), een vereniging van vijf dorpen, die tot in hellenistische tijd niet ommuurd was. Een deel van de oudere Griekse bevolking (Achaiers) schijnt in de veroveraars te zijn opgegaan, maar de meeste Achaiers werden tot heloten (een soort van lijfeigenen) gemaakt. Het land in het dal van de Eurotas werd verdeeld onder de burgers van Sparta, de Spartiaten, de minder vruchtbare delen van het landschap Lakonië werden bebouwd door de perioiken (pachters) die onder Spartaans toezicht lokale autonomie genoten.
In de 8e eeuw v.C. veroverde Sparta het vruchtbare (eveneens Dorische) Messenië, waarvan de bevolking voor een groot deel eveneens tot heloten werd gemaakt. In de 7e eeuw kwamen de Messeniërs in opstand en slechts met grote moeite heeft Sparta hen in de Tweede Messenische Oorlog weer onderworpen. Waarschijnlijk heeft in deze kritieke periode het later aan Lykourgos toegeschreven systeem zijn definitieve vorm gekregen. De Spartiaten, wier landerijen door heloten werden bebouwd, ondergingen in hun jeugd een harde training en waren aan een strenge discipline onderworpen; zij leefden in een toestand van permanente mobilisatie, waardoor het mogelijk was de grote massa van de onderworpenen in toom te houden. Zij besteedden vrijwel al hun tijd aan sport, wapenhandel en jacht. Contact met de buitenwereld werd zoveel mogelijk tegengegaan en cultureel isoleerde Sparta zich in toenemende mate van de rest van Griekenland.
De bevoegdheden van de twee koningen waren in later tijd voornamelijk beperkt tot het opperbevel en hogepriesterlijke functies; toch was hun invloed op de Spartaanse politiek dikwijls zeer aanzienlijk. De belangrijkste organen van de Staat echter waren de uit 28 leden bestaande gerousia (hoogste adviescollege en rechtbank voor strafzaken), waarvan de leden voor het leven zitting hadden, en de voor één jaar gekozen vijf eforen, die een groot aandeel in de leiding van de Staat verkregen en toezicht uitoefenden op de training van de jeugd en de levenswijze van de burgers.
Na de verovering van Messenië was er voldoende land beschikbaar voor de Spartiaten, wier aantal sinds de 5e eeuw v.C. ook gestadig slonk. Sparta heeft dan ook geen groot aandeel gehad in de Griekse kolonisatie overzee. De enige Spartaanse kolonie was Tarente. Ca. midden 6e eeuw zag Sparta ook van verdere pogingen tot gebiedsuitbreiding af en sloot een verdrag met Tegeia, later ook met de meeste andere staten op de Peloponnesos, die het verenigde in de Peloponnesische Bond onder Spartaanse leiding. Wel bleef het vijandige Argos buiten deze organisatie, maar dat verhinderde niet dat Sparta de machtigste staat in Griekenland werd; bovendien werd Argos voor lange tijd uitgeschakeld door de zware nederlaag die het werd toegebracht door Kleomenes I in 494 v.C. Vandaar dat de Spartanen in 480 v.C. het opperbevel hadden in de strijd tegen de Perzen.
Na de Perzische Oorlogen (500 v.C.—449 v.C.) leidde vrees voor de groeiende macht van Athene tenslotte tot de Peloponnesische Oorlog (431 v.C.—421 v.C., 413 v.C.—404 v.C.), die resulteerde in hegemonie van Sparta in Griekenland. Na de Korinthische Oorlog moest Sparta de Grieken in Klein-Azië onder Perzisch gezag laten, maar het handhaafde zijn dominerende positie in Europees Griekenland. In 379 v.C. begon het verzet van Thebe hiertegen; na de Slag bij Leuktra (371 v.C.) maakte Arkadië zich los van Sparta en viel de Peloponnesische Bond uiteen, terwijl Messenië zijn zelfstandigheid herkreeg.
Hoewel gereduceerd tot een mogendheid van de tweede rang, bleef Sparta zijn eigen politiek voeren. Toen Alexander de Grote in Azië was trachtte koning Agis III een tweede front tegen hem te vormen in Griekenland, maar zijn leger werd in 331 v.C. bij Megalopolis vernietigd door Antipater, Alexanders stadhouder in Europa. In de 3e eeuw trachtten de koningen Agis IV en Kleomenes III door sociale hervormingen in Sparta, waar het aantal burgers onrustbarend was geslonken en de grond in handen van een zeer kleine groep was gekomen, de basis van de staat te verbreden. De nederlaag van Kleomenes bij Sellasia (222 v.C.) maakte hier een eind aan. De pogingen van de Achaiische Bond om Sparta bij zich in te lijven leidden tot tal van conflicten en de sociale hervormingen van de tiran Nabis verontrustten zowel de Achaiers als de Romeinen. Na Nabis’ dood (192 v.C.) lijfde Filopoimen Sparta bij de Achaiische Bond in, zonder dat de moeilijkheden tussen Sparta en de leiding van die bond tot een eind kwamen.
Na de onderwerping van Griekenland door Rome (146 v.C.) kreeg Sparta een beperkte zelfstandigheid. Gedurende lange tijd hield men er aan de oude gebruiken vast. In de laat-Romeinse en Byzantijnse tijd had Sparta een zekere betekenis als bestuurscentrum en zetel van een bisschop. In de 13e eeuw n.C., onder kruisvaarders van het Latijns Keizerrijk werd de stad verplaatst naar de omgeving van de burcht La Maîtresse (Mistra), op een uitloper van het Taigetosgebergte. Toen het sinds 1263 weer Byzantijns was en hoofdplaats van het despotaat Morea, was Sparta een van de belangrijkste centra van het Laatbyzantijnse Rijk. In 1460 werd Mistra Turks en bleef een belangrijke Griekse stad. In 1834 werd in het onafhankelijke Griekenland een nieuwe stad Sparta, op de plaats van het oude Sparta, gesticht; Mistra is sindsdien zo goed als verlaten.
De Spartaanse leefwijze en opvoeding, of liever, de geïdealiseerde voorstelling die men zich daarvan maakte, hebben op velen zowel in de oudheid als in latere eeuwen grote aantrekkingskracht uitgeoefend.
LITT. H.Michell, Sparta (1952); W.den Boer, Laconian studies (1954); G.L.Huxley, Early Sparta (1962); A.H.M.Jones, Sparta (1967); W.G.Forrest, Ahist. of Sparta 950-192 B.C. (1968);C.M.Stibbe, Sparta (1969); E.Rawson, The Spartan tradition in European thought (1969); E.N.Tigerstedt, The legend of Sparta in classical antiquity (1974).