in de oudheid Fenicische stad, 45 km ten zuiden van Beiroet, op de plaats van het tegenwoordige Saida (40000 inw.). Er zijn sporen van bewoning uit de steentijd ontdekt.
Reeds vóór 2000 v.C. had Sidoon een stedelijk karakter. De stad was gebouwd op een in de zee uitspringende bergketen en op een eiland voor de kust. Homeros duidde de Feniciërs als Sidoniërs aan en in Gen. 10,15 wordt Sidoon Kanaans eerstgeborene genoemd. Na 2000 v.C. en vooral na 1400 v.C. was Sidoon een centrum van handel en nijverheid (purper en glas uit Sidoon waren beroemd). Sidoon was achtereenvolgens schatplichtig aan Egypte (ca. 1400 v.C.), aan een vazalstaat van de Hettieten (ca. 1340 v.C.), aan de Assyriers (9e-7e eeuw v.C.), aan de Babyloniërs (605 v.C.-539 v.C.) en aan de Perzen (539 v.C.-330 v.C.). Steeds wisten de vorsten van Sidoon echter een zekere autonomie te behouden.
In de 9e eeuw v.C. werd Sidoon overvleugeld door Tyrus, zodat de koning van Tyrus ook als koning van de Sidoniërs ging optreden. Omstreeks de 4e eeuw v.C. had Sidoon commerciële banden met Athene. Al vóór de verovering door Alexander de Grote in 331 v.C. was de stad gedeeltelijk gehelleniseerd. Alexander liet het regerende vorstenhuis aan de macht blijven. Tenslotte kwam Sidoon onder de heerschappij van de Seleukiden. Tegen het eind van de 3e eeuw v.C. werd Sidoon een republikeins (en oligarchisch) geregeerde stadstaat binnen het Seleukidenrijk; sinds 111 v.C. had zij volledige autonomie.
Sidoon was toen een centrum van handel en hellenistische cultuur. In 64 v.C. ging Sidoon met Syrië deel uitmaken van het Romeinse Rijk. Sidoon verloor haar autonomie in 20 v.C. nadat het voor de verliezende partij had gekozen in de burgeroorlog tussen Antonius en Octavianus (ca.31 v.C.). Wel kreeg Sidoon van Augusts meer grondgebied. Herodes de Grote verfraaide de stad, die door o.a. Jezus werd bezocht.
Hierna boette de stad geleidelijk aan betekenis in. Het christendom vond er al spoedig aanhang. In 501 n.C. werd Sidoon door een aardbeving verwoest en in 637-38 werd de stad door de Arabieren veroverd. In de tijd van de kruisvaarders was Sidoon een omstreden stad, waar verwoesting en herbouw elkaar opvolgden. De stad bloeide weer enigszins op in de 17e eeuw, als voorhaven van Damascus. Sidoon kon slechts ten dele archeologisch worden onderzocht, doordat moderne gebouwen bovenop de ruïnes staan.
In 1885 werd een necropool ontdekt met vele sarcofagen (o.a. die van de kondigen Esjmoenazar en Tabnith), die voorzien zijn van belangrijke inscripties (6e—5e eeuw v.C.). Ook de Alexandersarcofaag is uit Sidoon afkomstig. Sinds 1961 vinden archeologische onderzoekingen plaats in het Perzische paleis en in de tempel van de god Esjmoen. Er zijn in Sidoon nog sporen zichtbaar van de oude dubbele haven (dam en kademuur). LITT. R.Mouterde, J.Lauffrey en A.Poidebard, Aménagements antiques du port de Saida (1951);
N.Jidejian, Sidon through the ages (1971).