Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Shakespeare

betekenis & definitie

William, Engels toneelschrijver en dichter, *(ged. 26.4)1564 Stratford-upon-Avon (Warwickshire), ♱23.4.1616 Stratford-upon-Avon. Shakespeare bezocht waarschijnlijk het plaatselijk gymnasium, waar hij Latijn en wellicht ook Grieks leerde.

In 1582 huwde hij Ann Hathaway. Tot 1592 is er verder niets over hem bekend. In dat jaar werd hij in een pamflet van Robert Greene Shake-scene (d.i. toneelschokker) genoemd, waaruit blijkt dat hij toen al een bekend toneelschrijver was. Na 1594 werd Shakespeare lid van de acteursgroep Lord Chamberlain’s Company (die na 1603 King’s Men werd genoemd). Vanaf 1594 werden zijn stukken door deze toneelspelers in het pas gebouwde Globetheater gebracht. Waarschijnlijk was hij welgesteld.

De schrijverscarrière van Shakespeare wordt gewoonlijk in vier perioden ingedeeld. Tot ca.1594 was zijn werk beïnvloed door klassieke schrijvers als Seneca, Plautus en Ovidius. Zijn vroegste gepubliceerde werken waren twee lange epische gedichten, Venus and Adonis (1593) en The rape of Lucrece (1594) die in de stijl van Ovidius waren geschreven. In navolging van Plautus schreef hij The comedy of errors (ca. 1591). Titus Andronicus (gedrukt in 1594) werd geschreven in de trant van Seneca. Gedurende de eerste periode voltooide hij ook nog een aantal historische stukken zoals Henry VI (I 1598, II 1600, III?), Richard III (gedrukt 1597) en King John, waarvoor hij voornamelijk de historische werken van R.Holinshed en E.Hall volgde.

Het blijspel Love’s labour’s lost werd waarschijnlijk in 1592 voltooid; het werd in 1598 gedrukt en was het eerste toneelstuk van Shakespeare dat verscheen met diens naam op het titelblad. In zijn vroegste toneelwerk komen veel mythologische toespelingen voor. Kenmerkend is het beginsel van het parallellisme en het contrast, toegepast zowel in de vaak symmetrisch tegenover elkaar geplaatste personages als in de stijl, die ook symmetrisch en dikwijls antithetisch is. De metrische structuur is weinig soepel. Shakespeare hield zich aan het regelmatige tienvoetige rijmloos jambisch vers, het blank verse, dat eerder door C.Marlowe in diens toneelstukken werd toegepast.In de tweede periode (ca.1595—ca.1600) schreef Shakespeare de blijspelen A midsummer night’s dream (1595, gedrukt in 1600), The merchant of Venice (1597, gedrukt in 1600), The merry wives of Windsor (1597) en de komedies Much ado about nothing, As you like it en Twelfth night (ca.1600). In dit tijdvak ontstonden ook het liefdesdrama Romeo and Juliet (1596), de historische drama’s Richard II (gedrukt 1597), Henry IV (2 dln.) en het patriottische stuk Henry V.

De derde periode (1600—08) is die van de duistere (dark) komedies Measure for measure (gedrukt 1604), All’s well that ends well en Troilus and Cressida (gedrukt 1609), en van de tragedies Hamlet (ca. 1601, gedrukt 1604-05), Othello (1604, gedrukt 1622), King Lear (1606, gedrukt 1608), en Macbeth (1606). Tot deze periode behoren ook Julius Caesar (1600), Timon of Athens (1605), Antony and Cleopatra (1607) en Coriolanus (1608).

In het vierde tijdvak (na 1608) ontstonden de romances Pericles (1609), Cymbeline (1610), The winter’s tale (1611) en The tempest (1612). Hoewel deze romances sterk van elkaar verschillen, hebben zij verscheidene overeenkomsten. Zij spelen in een mysterieuze wereld met geïdealiseerde personages en hebben, door toedoen van hogere machten, een gunstige afloop. In 1613 ontstond het historische stuk Henry VIII. Wat Shakespeare van zijn tijdgenoten en voorgangers onderscheidt is zijn taalkunst en zijn uitzonderlijke gave om de intrige op te bouwen. Als een meesterstuk van constructie geldt Othello.

In King Lear zijn hoofden nevenintrige op onnavolgbare wijze met elkaar verweven. Het beroemdste drama, Hamlet, is niet zo gaaf van structuur, maar heeft briljante monologen en zeer gevarieerde stilistische kenmerken. King Lear speelt in een min of meer primitieve sfeer. In Macbeth wordt de mens als speelbal van duistere en bovennatuurlijke machten (m.n. belichaamd door de heksen) getoond.

Naast 37 toneelstukken schreef Shakespeare, waarschijnlijk tussen 1591-1604, een aantal gedichten. De cyclus Shakespeare’s sonnets, never before imprinted (1609; bezorgd door Thomas Thorpe) bestaat uit 154 sonnetten (shakespeareaans sonnet). Zij zijn zeer muzikaal en hebben een verheven inhoud. Het belangrijkste thema is dat de liefde voor de poëzie zegeviert over de menselijke vergankelijkheid. Andere gedichten van Shakespeare zijn The passionate pilgrim (1599), The phoenix and the turtle (1601) en A lover’s complaint, een gedicht dat in de druk van 1609 op de sonnetten volgt.

De overlevering van de teksten van Shakespeare in autograaf is beperkt tot zes handtekeningen en drie bladzijden met iets minder dan 150 regels tekst die waarschijnlijk door hem zijn geschreven. In 1623 verscheen de beroemde uitgave First Folio die 36 toneelstukken omvatte. Pericles werd in 1664 aan een nieuwe uitgave van de Folio toegevoegd. Vóór 1623 waren 14 stukken in zgn. goede kwarto’s verschenen, d.w.z. dat ze voor het merendeel uit betrouwbare bron zijn. Deze omvatten Titus Andronicus, Richard ll, Richard lII, Henry IV (dl. l), Love’s labour’s lost, Romeo and Juliet, Henry IV (dl .II) A midsummer night’s dream, The merchant of Venice, Much ado about nothing, Hamlet, King Lear, Troilus and Cressida en Othello. Van deze 14 kwarto’s worden er drie tot de zgn. betwistbare (doubtful) gerekend, nl.

Richard III, King Lear en Othello, omdat de foliotekst van die stukken niet direct teruggaat op de kwarto’s of het manuscript dat aan die kwarto’s ten grondslag lag. Verder bestaat er nog een aantal stukken in zgn. slechte kwartoversies, waarvan de voornaamste Romeo and Juliet, The merry wives of Windsor en Hamlet zijn. Een aantal stukken van Shakespeare, zoals The tempest, As you like it, Twelfth night en Macbeth zijn alleen door de folio-uitgave van 1623 bekend. Met de tekstoverlevering houdt de chronologie en de authenticiteit nauw verband. Een belangrijk document is het zgn. Stationers’ Register (register van de boekhandelaars), waarin honderden werken, ook shakespeareaanse, werden ingeschreven. Tot de bekendste vermeldingen door tijdgenoten rekent men die van F.Meres, die in 1598 twaalf toneelstukken vermeldde in zijn Palladis Tamia en schreef dat Shakespeare toen reeds tot de beste toneelschrijvers werd gerekend.

De authenticiteit van het oeuvre van Shakespeare vormt een zeer ingewikkeld probleem. Samenwerking was indertijd vrij gebruikelijk. Men vermoedt dat b.v. Titus Andronicus samen met George Peel en Henry VI met Thomas Nashe is geschreven. Voor Henry VIII werkte Shakespeare waarschijnlijk met John Fletcher samen. Sommige critici, disintegrators genoemd naar de lezing die E.K.

Chambers in 1924 hield (The disintegration of Shakespeare), geloven niet dat Shakespeare de auteur was van de werken die op zijn naam staan. Sommigen schrijven het hele oeuvre aan Francis Bacon toe. Anderen menen dat William Stanley, graaf van Derby of Edward de Vere, graaf van Oxford, de auteur is. In Shakespeares werken komen zowel karikaturen als levensechte karakters voor, die alle aspecten van de menselijke natuur belichamen. Hij stelde liefde en haat, waarheid en leugen, orde en wanorde tegenover elkaar. Zijn taalgebruik had een enorme invloed op dat van het hele Engelse taalgebied en was van grote betekenis voor de taalvernieuwing.

Zijn toneelwerken waren uiterst belangrijk voor de ontwikkeling van het toneel, zowel in Engeland als daarbuiten. Zij worden nog steeds in vrijwel alle landen ter wereld gespeeld. Zij werden in vele talen vertaald, in het Nederlands o.a. door L.A.J.Burgersdijk (12 dln. 1884-88). In 1964 verscheen hiervan een nieuwe bewerking (7 dln.) door C.Buddingh’. In Vlaanderen wordt veelal gebruik gemaakt van de Ned. vertaling door W.Courteaux (4 dln. 1966—71). Uitgaven: Folio-uitgaven 1st (1623), 2nd (1632), 3rd (1663), 4th (1685).

Sinds 1709: uitgaven door S.Johnson (1765), door E. Malone en J.Boswell (1821; de zgn. Third variorum edition), door W.G.Clark, J.Glover en W.A. Wright (1863—66; de zgn. Old Cambridge edition). Facsimile-uitgaven van de vroege drukken: de kwarto-uitgaven door F.J.Furnivall (43 dln. 188089), door H.Kökeritz en C.T.Prouty (1954), door Charlton Hinman (1968). [prof.dr.W.Schrickx] LITT.

B.Evans, Shakespeare’s comedies (1960); F. Halliday, The life of Shakespeare (1961); G.E. Bentley, Shakespeare (1961); J.Bartlett, A new and complete concordance to Shakespeare (herdr. 1962); A.Schmidt, Shakespeare-lexicon (herdr. 1962); H.Hulme, Explorations in Shakespeare’s language (1962); C.Hinman, The printing and proof reading of the first folio of Shakespeare (1963); G. W.Knight, Shakespearian production (1964); A.G.Bachrach, J.Swart en W.F.S.van Tienen, Rondom Shakespeare (1964); E.A.J.Honigmann, The stability of Shakespeare’s text (1965); G.Beckerman, Shakespeare at the Globe (1966); J.R.Brown, Shakespeare’s plays in performance (1966); M.Spevack, A complete and systematic concordance to the works of Shakespeare (1968); S.Schoenbaum, Shakespeare’s lives (1970); R.A.Brower, Hero and saint: Shakespeare and the Graeco-Roman heroic tradition (1971); R.Berry, Shakespeare’s comedies: explorations in form (1972); W.Clemen, Shakespeare’s dramatic art (1972); S.Schoenbaum, W. Shakespeare. A documentary life (1975); M.Long, The unnatural scene. A study in Shakespearean tragedy (1976); W.G.Zeefeld, The temper of Shakespeare’s thought (z.j.); J.Arthos, Shakespeare’s use of dream and vision (1977); J.H.Long, Shakespeare’s use of music (z.j.).

< >