Otakar, Tsjechisch violist en vioolpedagoog, *22.3.1852 Horazdowitz (Bohemen), ♱ 18.
1. 1934 Pisek. Ševčik studeerde bij zijn vader en van 1866-70 aan het Praags conservatorium. Van 1875-92 was hij hoogleraar aan de keizerlijke Russische muziekschool te Kiev en van 1892-1906 aan het conservatorium te Praag. Van 1909—19 leidde hij de meesterklasse voor viool aan de Weense muziekacademie en sinds 1919 was hij weer aan het Praags conservatorium verbonden. Ševčiks leidde vele jonge virtuozen op, onder wie J.Kubelik, M. Hall, D.Kennedy, G.de Kresz en W.Schneiderhan. Zijn ‘halve-toonmethode’ en zijn speltechniek, vooral wat betreft de stokvoering, werden in de gehele wereld een begrip. Ševčik schreef vele studieboeken over de techniek van het vioolspel, die nog steeds worden gebruikt. Werken: Schule der Violintechnik (4 dln. 1883), Vorschule der Violintechnik (1896), Schule der Bogentechnik (6 dln. 1903), Schule des Violinvortrags auf melodischer Grundlage (2 dln. 1929).
LITT. V.Nopp, O.Ševčik (1948); J.Dostal, O. Ševčiks , Aufsatzsammlung (1953); A.Mingotti, Wie übt man Ševčik Meisterwerke für Violine? (1956).