Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Setaria

betekenis & definitie

plantengeslacht uit de familie Gramineae, met ca. 120 soorten (ééntot meerjarige) grassen; in alle (sub)tropen. Soms zeer fors en met fijn geplisseerde bladeren, soms tengere, éénjarige onkruiden, soms savannegrassen, voorzien van een wortelstok.

Bloeiwijze een pluim, of cilindrisch aarvormig. Aartjes met weinige bijeen (1 tweeslachtig en 1 éénsiachtig, mannelijk, tezamen), boven één of meer ruwe borstels op het bloemsteeltje. Als bij rijpheid de aartjes afvallen, blijven de borstels aan de plant gehecht. Voedergewassen: b.v. Setaria sphacelata en S. chevalieri (Afrika). In gematigde klimaten (b.v.

West-Europa) zeegroene naaldaar, S. glauca. Zeer algemene onkruiden zijn (in de Benelux) kransnaaldaar, S. verticillata (borstels ruw door omlaag gerichte tandjes) en groene naaldaar, S. viridis (borstels met omhoog gerichte tandjes). De rijpe gedroogde vruchtstanden van trosgierst, (S. italica, Zuid-Europa), hebben als vogelgierst bij de vogelliefhebbers steeds afzet. Zie gierst.

< >