v. (mv.), dansmeisjes, oorspronkelijk deel uitmakend van de Javaanse vorstenhoven van Solo en Yogyakarta.
Vóór de islam het hindoeïsme op Java verdrong, werd dit type dans reeds beoefend. Toen waren de dansen echter tempeldansen. De serimpidanseressen waren van vorstelijke bloede: de dansbeoefening maakte (tot hun 14e jaar) deel uit van hun opvoeding. De dansstijl is uiterst verfijnd en gestileerd. Er worden prachtige kostuums bij gedragen. De dans wordt begeleid door zang en door instrumentale muziek.