v./m. (-len), zintuigelement, m.n. bij insekten voorkomend. Sensillen zijn oorspronkelijk chitineuze haren, die aan hun basis in contact staan met de dendriet van een bipolaire zenuwcel.
Zij kunnen in deze vorm verschillende zintuigfuncties vervullen (tastzin, reuk, smaak enz.). Door ineenschrompeling van het haar tot een stiftje onder de cuticula komt het tot de vorming van campaniforme sensillen, die door plaatselijke deformaties van de chitinehuid mechanisch worden geprikkeld. Van de campaniforme sensillen worden weer de chordo tonale sensillen (scolopidia) afgeleid, die volledig binnen het huidpantser liggen. De chordotonale sensillen zijn eveneens mechanoreceptoren en registreren stand en bewegingen van verschillende geledingen van romp en poten ten opzichte van elkaar. Zij fungeren, met de campaniforme sensillen, niet alleen als proprioceptoren, maar daarnaast o.a. ook als trillingsen geluidsreceptoren (Johnston, orgaan van).