[Lat. kweekschool], o. (-s),
1. inrichting tot opleiding van geestelijken; m.n. studiehuis met internaat waar seculiere geestelijken gevormd worden ; internaat waar predikanten op hun praktijk worden voorbereid;
2. (aan een universiteit) praktische oefening onder leiding van de hoogleraar; lokaal hiervoor.
Een seminarie is in de Rooms-Katholieke Kerk het sinds het Concilie van Trente (1545—63) voor ieder bisdom bestaande opleidingsinstituut voor seculiere priesters. Onderscheiden worden het klein-seminarie, waar de humaniora en de filosofie en het groot-seminarie, waar de theologie met bijbehorende vakken wordt onderwezen.