(sequester) [Lat.],
I. m. (-s), iemand die in beslag genomen goederen onder zijn hoede houdt;
II. o.,
1. sekwestratie;
2. (geneeskunde) afgestorven beenstuk of afgestorven deel van een orgaan dat zich van het gezonde weefsel geheel heeft afgescheiden. Een sekwester komt voor bij necrose, b.v. door osteomyelitis. Van sekwestratie van de longen spreekt men wanneer, als aangeboren afwijking, een longkwab geheel of deels door een abnormaal verlopende slagader van bloed wordt voorzien.