Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Segregatie

betekenis & definitie

[Lat. segregare, afzonderen], v.,

1. (sociologie) afzondering (uit de samenleving); sociale scheiding van bevolkingsgroepen in een land met gemengde bevolking, apartheid ;
2. (metallurgie) inhomogeniteit in een gietstuk van een legering ;
3. (genetica) de scheiding van homologe chromosomen of allelenparen van elkaar en hun verdeling over de geslachtscellen .

GENETICA

De segregatie vindt plaats gedurende de reductiedeling (meiose). Met postmeiotische segregatie wordt aangeduid het optreden van kenmerkenparen in de nakomelingschap gegroeid uit één haploïde cel, hetgeen betekent dat er twee verschillende allelen voorkomen. Dit berust op mismatch of ‘verkeerd’ herstel van heteroduplex DNA (recombinatie).

METALLURGIE

Segregatie ontstaat in een gietstuk tijdens de stolling van het metaal. Men onderscheidt kristalsegregatie: de inhomogeniteit komt op microscopische schaal voor doordat de kristallen gedurende hun groei tijdens het stollen in toenemende mate legeringselementen opnemen; de macroscopische segregatie of bloksegregatie: de inhomogeniteit doet zich op macroscopische schaal voor, b.v. als zwaartekrachtssegregatie, die tot stand komt doordat in de beginfase gestolde kristallen die minder van de legeringscomponenten bevatten naar de bodem van het gietblok zakken. Kristalsegregatie is op te heffen door homogeen gloeien bij hoge temperatuur. Bloksegregatie is praktisch niet op te heffen.

SOCIOLOGIE

Segregatie is een selectief proces waarin groepen mensen of bedrijven die op elkaar gelijken, de neiging vertonen zich bij elkaar te vestigen. Segregatie is vrijwel in iedere stad, maar ook in dorpen waarneembaar. Men kan er gebieden aanwijzen waar zich arbeiders, welgestelden, jonge gezinnen, bejaarden, maar ook winkels, fabrieken en kantoren hebben geconcentreerd. In grotere steden kan segregatie betrekking hebben op een veelsoortigheid van eenheden, zoals krantebedrijven, banken, consulaten en voor wat de mensen betreft op onderscheidingen naar welstand (slum), ras, religie (getto), etnische groepering, nationaliteit (buitenlandse werknemers) enz.

Een nederzetting kan meestal ingedeeld worden in zones, sectoren of kernen met een min of meer homogeen karakter. Toch is dit geen statische toestand. Elk deelgebied kan van karakter veranderen, door invasie en successie.

Segregatie wordt veroorzaakt door economische, politieke, sociologische en sociaal-psychologische factoren, die afzonderlijk of in onderlinge samenhang optreden. Economisch sterkere eenheden kunnen economisch zwakkere van de beste vestigingsplaatsen verdringen. Dit doet zich b.v. voor als banken of grote warenhuizen zich in centrale plaatsen vestigen ten koste van kleine middenstanders, maar ook indien welgestelden zich in mooie woongebieden vestigen waaruit de oorspronkelijke bevolking wordt verdreven. Door politieke besluiten kunnen gebieden aangewezen worden voor een bepaald gebruik: hinderveroorzakende industrie en ambacht, recreatie, bewoning door negers (b.v. in Zuid-Afrika). Ook op indirecte wijze kunnen politieke besluiten segregatie veroorzaken doordat b.v. woningen van verschillende prijsklassen en verschillende dichtheden gescheiden worden gegroepeerd in een bestemmingsplan. Van de sociologische factoren is de voorkeur voor een woonomgeving waarin een afstand tot lagere statusgroepen gegarandeerd is, de meest bekende.

Vaak vestigen migranten van een zelfde natie of volk zich in elkaars omgeving. Sociaal-psychologische factoren voor segregatie zijn b.v. vooroordelen tegen andersgeaarden en discriminatie.

Ruimtelijke segregatie hangt samen met sociale ongelijkheid in zoverre, dat groepen die in sociaal en economisch opzicht ongelijk zijn, ook in gescheiden gebieden wonen. In bepaalde gebieden ziet men dan ook een opeenhoping van ellende, discriminatie en afwijkend gedrag. Vaak gaat dit gepaard met slechte infrastructurele voorzieningen, variërend van slechte woningen tot slecht onderwijs en onvoldoende hulpverlening. De sociale afstand tot andere gebieden kan zo groot zijn, dat de bewoners zich liever aanpassen aan de eigen situatie dan zich te oriënteren op mogelijkheden buiten de woonomgeving en daarmee de achterstand niet zo sterk ervaren. Op deze wijze kan ruimtelijke segregatie sociale immobiliteit in de hand werken en sociale ongelijkheid versterken.

LITT. J.M. Beshers, Urban social structure (1962); J. Friedrichs, Stadtanalyse: soziale und raümliche Organisation der Gesellschaft (1977).

< >