Duits componist, * 8. 6.1810 te Zwickau, ♱ 29.7.1856 te Endenich bij Bonn; gehuwd (sinds 1840) met C.Wieck. Schumann studeerde vanaf 1817 muziek en van 1828—30 rechten in Leipzig en Heidelberg, en tevens piano bij F.
Wieck. Door een verlamming van de rechter-ringvinger werd een pianisten-loopbaan onmogelijk en ging hij zich toeleggen op het componeren. In 1830 verschenen de Abegg-variaties voor piano. In 1834 richtte Schumann het Neue Zeitschrift für Musik op, waarvan hij tot 1844 de redactie voerde. Zijn artikelen hierin en zijn aanvallen op het gemoedelijke, pedante Duitse muziekleven zijn van het grootste belang geweest voor de moderne muziekkritiek. In zijn tijdschrift introduceerde Schumann o.a.
F. Chopin (1831) en J.Brahms (1853), en propageerde hij de muziek van F.Schubert. In 1838 ontdekte hij te Wenen de Grote Symfonie (1828) van Schubert. Tot 1840 had Schumann uitsluitend voor piano gecomponeerd, in dat jaar schreef hij enkele belangrijke liedercyclussen (Frauenliebe und -leben en Dichterliebe). In 1841 begon hij ook symfonische werken te schrijven (Frühlingssymphonie). In 1843 werd Schumann leraar aan het door F.Mendelssohn-Bartholdy opgerichte conservatorium in Leipzig; in 1844 ging hij naar Dresden als koordirigent en in 1850 als dirigent naar Düsseldorf.
In deze periode maakte Schumann met zijn vrouw vele concertreizen (waarbij hij optrad als dirigent), o.a. naar Nederland. Na een zelfmoordpoging in 1854 werd Schumann in Endenich in een inrichting opgenomen, waar hij in 1856 overleed.Schumann was een van de belangrijkste 19e-eeuwse Duitse componisten. Zijn werk is typerend voor de romantiek, niet alleen door zijn voorliefde voor de kleine vorm en de poëtische uitdrukking in de muziek (Kinderszenen, 1838 en Waldszenen 1848—49), maar ook door zijn verbondenheid met de litteratuur (Papillons, 1829-32 en Kreisleriana, 1838—50) en het fantastische (Märchenbilder, 1851). Schumanns liederen vormen een hoogtepunt in de 19e-eeuwse muzikale lyriek. Zijn vrouw bezorgde de volledige uitgave van zijn oeuvre (31 dln. 1879—93). Composities: ❖ piano: ● 20 Albumblätter (1832—45), ● Carnaval, op.9 (1835), ● Fantasie (1836), ● 18 Davids-bündlertänze (1837), ● Novelettes (1838), ● Humoreske (1839), ● Album für die Jugend (1848), ❖ sonates; opera: ● Genoveva (1848); ❖ orkestwerken: ● 4 symfonieën, ● ouvertures waaronder Manfred (1849); ❖ pianoconcert (1841—45), ❖ celloconcert (1850), ❖ vioolconcert (1853), ❖ liederen: ● Myrthen (1840); ❖ cantates: ● Das Paradies und die Peri (1843), ● Der Königssohn; ❖ kerkmuziek: ● Requiem (1852), ● Missa sacra; ❖ kamermuziek: ● 2 pianotrio’s, ● pianokwartet, ● 3 strijkkwartetten (1842), ● pianokwintet (1842), ● vioolsonates.
Uitgave: ● Gesammelte Schriften über Musik und Musiker, door H.Schulze (1854; herdr. 1969).
LITT. W.Boetticher, R.Schumann. Einführung in Persönlichkeit und Werk (1941); K.H.Wörner, R. Schumann (1949); H.Stam, R.Schumann (1958); A. Boucourechliev, R.Schumann (1970); E.A.Walker, R.Schumann. The man and his music (1972).