Frans politicus, *29.6.1886 te Luxemburg, ♱4.9.1963 te Scy-Chazelles (Moselle). Schuman werd in 1912 advocaat te Metz en was van 1919—40 voor het dep.
Moselle afgevaardigde van de (rooms-katholieke) Partie Démocrate Populaire in de Franse Kamer. In 1940 werd hij onderstaatssecretaris voor Vluchtelingenzaken. De Duitsers deporteerden Schuman, die in 1942 wist te ontsnappen en illegaal actief werd. Na de Tweede Wereldoorlog was Schuman tot 1962 opnieuw kamerlid, nu voor de Mouvement Républicain Populaire. Van 1946—47 was hij minister van Financiën, van 1947—48 premier en van 1948—53 minister van Buitenlandse Zaken. In het laatste ambt heeft Schuman, de ‘vader van de Europese integratie’, grote bekendheid verworven met het naar hem genoemde plan-Schuman (9.5.1950 gelanceerd) tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Dit door J.Monnet, directeur van het Franse planbureau, geïnspireerde voorstel beoogde een nieuw gewelddadig conflict tussen Frankrijk en de BRD te voorkomen en de grondslag te leggen voor een politiek verenigd Europa. Zijn in samenwerking met de VS uitgewerkte plannen voor de heroprichting van een Duits leger en integratie daarvan in een Europese Defensie Gemeenschap, stuitten tenslotte af op de afwijzende houding van het Franse parlement. Van 1955—56 was Schuman minister van Justitie. In de periode mrt. 1958-sept. 1963 was Schuman lid, voorzitter en erevoorzitter van het Europees Parlement. Werk: ● Pour l’Europe (1963). LITT. W.Diebold jr., The Schuman-plan (1959).