(schuifelde, heeft en is geschuifeld),
1. zich min of meer schuivend of als schuivend voortbewegen; voetje voor voetje lopen: een oude man schuifelt langs de huizenkant; m.n. van de wijze van bewegen van slangen;
2. telkens schuiven, schuivende bewegingen maken: op zijn stoel heen en weer schuifelen.