(schroeide, heeft en is geschroeid),
1. aan de oppervlakte verbranden, delen van de oppervlakte van iets wegbranden, afbranden;
2. verzengen: er moet wat schroeien;
3. sterk uitdrogen: een schroeiende hitte;
4. (bij schilders) schiften;
5. (porselein) zacht bakken vóór het verglazen;
6. geschroeid koren, waar de brand in is.