Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schroeder

betekenis & definitie

Hermann, Duits componist, *26.3.1904 Bernkastel. Schroeder studeerde muziekwetenschappen te Innsbruck en kerkmuziek te Keulen.

In 1938 werd hij organist aan de domkerk te Trier, waar hij sinds 1939 tevens de stedelijke muziekschool leidde. Sinds 1946 was hij hoogleraar aan de muziekacademie te Keulen, tevens lector aan de universiteit te Bonn. Van 1946-61 leidde hij de Bachvereniging te Keulen, sindsdien dirigeerde hij het kamerkoor aldaar. Schroeder is een van de belangrijkste hedendaagse Duitse componisten van rooms-katholieke kerkmuziek. Composities: ca. 20 missen, motetten, cantates, liederen, koormuziek, orgelkoralen en -voorspelen, Carmen mysticum , Hero und Leander (1952; opera), pianoconcert (1955), fluitconcert (1958), Pezzipiccoli (1960), 6 Möricke-Chöre (1962), Cunctipotens genitor Deus , 7 Gregorianische Miniaturen (1965), hoboconcert (1972), klarinetconcert (1974). Werken: (alle met H.Lemacher): Lehrbuch des Kontrapunkts , Generalbassübungen (1954), Harmonielehre (1958), Formenlehre der Musik (1962; Eng. vert. 1967).

LITT. R.Keusen, Die Orgelund Vokalwerke H Schroeders (diss. 1972).

< >