(schrikte schrok, is en heeft geschrikt of geschrokken),
1. plotseling afgekoeld worden: kalk laten het blussingsproces storen door toevoeging van water; ook in andere toepassingen waarbij een plotselinge toestandsverandering teweeg wordt gebracht: de spanstaven in betonwerk laten schrikken;
2. door schrik, door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken, ontstellen: voor iets schrikken; het is om je dood te schrikken; wakker schrikken, met een schrik wakker worden;
3. terugdeinzen, terugschrikken: je schrikt, als je eraan denkt;
4. (zeevaart) een gespannen touw plotseling een eindje laten doorschieten, schoksgewijs bijvieren;
5. iets dat heet is plotseling afkoelen: witgloeiend ijzer in koud water schrikken; een gekookt ei schrikken, in koud water dompelen waardoor men het makkelijker kan pellen;
6. plotseling in kokend water brengen: vis schrikken.