(Church of Scotland), de nationale kerk van Schotland, door haar belijdenis (Confessio Scotica, door John Knox in 1560 ontworpen) en door haar kerkorde (Book of discipline, 1561) een typisch calvinistische kerk. In 1592 werd niet zonder strijd het presbyteraal-synodaal stelsel officieel bevestigd.
Tegen de door W. Laud geromaniseerde liturgie die koning Karel I wilde doorvoeren, sloten de Schotten in 1638 een covenant teneinde katholieke invloeden en een episcopale kerkorde te weren. Ondanks alle pogingen van Engelse zijde om de Schotse Kerk te anglicaniseren, wist zij haar eigen karakter te bewaren. In de 18e eeuw leidden conflicten, o.m. over de patronaatsrechten, tot scheuringen. In 1834 scheidde zich een grote groep af, onder leiding van T. Chalmers, en vormde de Free Church.
In de Schotse Kerk werd het patronaatsrecht in 1874 afgeschaft. In 1929 herenigde de (inmiddels: United) Free Church zich weer met de Church of Scotland. Nooit tevoren was de Schotse Kerk groter geweest. Thans telt zij ca. 1300000 leden, georganiseerd in 12 gewestelijke synoden en 66 presbyteria (classes). De generale synode, waarin predikanten en leden op gelijke wijze zijn vertegenwoordigd, is het hoogste gezagsorgaan. Het Book of Common Order (1556; geheel vernieuwde uitg. 1940) is het dienstboek van de Schotse Kerk.LITT. J.R.Fleming, A history of the Church of Scotland (2 dln. 1927-33); J.T.Cox, Practice and procedure in the Church of Scotland (1945); J.H. Burleigh, A church history of Scotland (1960).