v.,
1. het schorsen of geschorst worden; tijdelijke staking van onderhandelingen, vergadering of werk;
2. tijdelijk verbod om een ambt of functie uit te oefenen, ook van de ouderlijke macht;
3. (recht) tijdelijke onderbreking van de gang van een geding.
In Nederland wordt de loop van een burgerlijk rechtsgeding geschorst:
1. door de dood van een der partijen;
2. door verandering van de persoonlijke staat van een der partijen;
3. door het ophouden der betrekkingen waarin partijen het geding voerden;
4. door de dood of het verlies van zijn betrekking van de gestelde procureur.
De oorzaak van schorsing moet aan partijen worden meegedeeld door betekening. Geen schorsing heeft plaats in laatstgenoemde omstandigheden, wanneer de pleidooien gehouden zijn, en in de andere gevallen wanneer de conclusies genomen zijn. Geschiedt de betekening niet wanneer deze vereist is, dan loopt het geding door: de schorsing is mogelijk gemaakt in het belang van hen aan wier zijde de oorzaak der schorsing zich voordoet, niet voor de wederpartij. Schorsing van een geding kan ook plaats hebben ten gevolge van faillietverklaring. Was de vordering ingesteld tegen de failliet verklaarde schuldenaar en betrof zij voldoening aan een persoonlijke verplichting die uit de boedel voldaan moest worden, dan heeft de schorsing vanzelf plaats. Was de failliet eiser, of strekte de vordering tot voldoening aan een andere dan een persoonlijke verbintenis, dan kan de tegenpartij van de failliet schorsing vragen om gelegenheid te hebben de curator in het geding te roepen.
Neemt deze het geding niet over en was de failliet eiser, dan kan de gedaagde ontslag uit de instantie vragen. Schorsing heeft ook plaats ingeval van het ontstaan van tussengeschillen, b.v. van een valsheidsincident, ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen, wraking of verschoning van rechters, ingeval van derdenverzet en octrooigeschil (artt. 254–262 WBv, 25–30 Faill. W.).
In België geldt de regeling dat de procedure op straffe van nietigheid wordt geschorst wanneer een der partijen komt te overlijden, tot wanneer de erfgenamen bij akte, ter griffie van de rechtbank neergelegd, uitdrukkelijk verklaren het geding te hervatten (art. 816 Ger. Wbk.). De wijziging van staat der gedingvoerende partijen noch de staking van de hoedanigheid waarin zij optreden verhindert de voortzetting van de procedure zolang daarvan geen kennis werd gegeven (art. 815). De rechtspleging van de hervatting van het geding wordt verder geregeld bij artt. 817–81
9. Ook wat de termijnen van verzet, hoger beroep of cassatie betreft in burgerlijke en koophandelszaken, brengt het overlijden van de veroordeelde partij schorsing mede van de termijnen, die slechts opnieuw aanvang nemen, te rekenen van de betekening van het vonnis ter woonplaats van de overledene, en te rekenen van het verstrijken van de termijnen die aan de weduwe en de erfgenamen toekomen om inventaris op te maken en zich te beraden indien vonnis betekend werd vooraleer deze termijnen verstreken waren (art. 56 Ger. Wbk.).