Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schoor

betekenis & definitie

m. (schoren), een steunend constructiedeel dat een bouwdeel scheefhoekig steunt en op die wijze een gedeelte van de uitgeoefende druk op een ander punt overbrengt.

Schoren kan men zowel in een bouwwerk aanbrengen, zoals onder een balkon, als in een tijdelijk opgericht samenstel gebruikt ten behoeve van de bouw, b.v. een steiger. Een paal die een heiningpaal schoort noemt men schoorpaal. Op deuren bevestigt men tegen het zgn. doorzakken, doorhangen of schranken, een schoorklamp, d.i. een plank die diagonaalsgewijze over de deur of tussen de dwarsklampen is aangebracht. Indien de schoor in het bijzonder deze laatste functie heeft, noemt men haar schrankschoor. Bij sluisdeuren wordt in de regel een zeer sterke schrankschoor aangebracht. Evenzo onderscheidt men schoorpijlers bij gewelven en schoorbogen (bij gotische kerken ook luchtbogen genoemd).

< >