Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schoolkind

betekenis & definitie

o. (-eren), kind van ca. 6—12 jaar.

In de schoolperiode breidt de wereld van het kind zich sterk uit. Het kind gaat zich richten op de buitenwereld en verwerft op allerlei gebieden de nodige vaardigheden om met die wereld om te gaan. Het kind leert veel en graag; geheugen en logisch inzicht ontwikkelen zich in deze periode sterk. De school neemt een zo grote plaats in, dat leer-en opvoedingsproblemen zeer vaak samengaan en elkaar beïnvloeden; het is zeer belangrijk dat het kind een school bezoekt waar het de leerstof aankan. De band met de ouders wordt losser: het kind richt zich steeds meer op zijn leeftijdgenoten en ondergaat grote invloed van de groep. Soms gaat deze invloed te ver en ontstaan problemen als b.v. groepsdelinquentie.

In het algemeen is het bij de groep horen echter van het grootste belang voor de ontwikkeling van het kind: het leert in de groep allerlei vormen van sociaal gedrag (samenwerken, leiden, leiderschap erkennen, rivaliteit enz.) en ontwikkelt inzicht in eigen mogelijkheden. Een kind dat buiten de groep staat, blijft vaak te afhankelijk van de ouders en komt moeilijker tot zelfstandigheid.

LITT. M.J.Langeveld, Ontwikkelingspsychologie (le herz. dr. 1971); J.Piaget en B.Inhelder, De psychologie van het kind (2e dr. 1973); L.J.Stone en J.Church, Beknopte ontwikkelingspsychologie (5e dr. 1972).

< >