v./m. (-sen), as voor een stel wielen, die haaks is gemonteerd in een verend opgehangen koker die om zijn lengteas kan draaien, zodat de wielen steeds loodrecht op het terreinoppervlak of wegdek staan.
Schommelassen worden toegepast op de meestal niet aangedreven wielen van vrachtauto’s, opleggers e.d. Evenwijdig aan de lengteas van het voertuig zijn twee askokers opgehangen aan de vrije uiteinden van dwarsgeplaatste veren die in het midden opgehangen zijn. Elke askoker is aan zijn einden draaibaar bevestigd, zodat ze om hun lengteas kunnen draaien. Dwars op de askoker is de schommelas bevestigd met een of twee wielen (aan weerszijden van de askoker). Door de askoker over 180° te draaien komt het binnenwiel buiten. Ongeacht de vorm van het wegdek worden de twee of vier wielen naast elkaar gelijkmatig belast. Van Doorne’s Automobielfabrieken NV patenteerde ca. 1934 deze vinding.