v./m. (-en),
1. spits toelopende brede schop of spade;
2. plaatvormig of geprofileerd onderdeel dat op de omtrek van een schep-, waterof turbinewiel is bevestigd;
3. schuinstaand plankje in zonneblinden e.d.
Schoepen dienen voor het omzetten van energie: b.v. om de potentiële of kinetische energie van water dat op een scheprad (van b.v. een watermolen) wordt gestuurd, om te zetten in draaiingsenergie die het scheprad doet roteren; of om de energie van een roterend scheprad (van b.v. een watermolen, resp. raderboot) om te zetten in potentiële energie (opvoeren van het water) resp. in voortstuwingsenergie. In turbines die als medium water, stoom of gas hebben onderscheidt men leischoepen (leischoepenkrans) die het medium zodanig naar de loopwielen leiden dat het onder de gewenste hoek de loopschoepen daarvan bereikt.