Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schiphol

betekenis & definitie

[scheepshol, d.i. scheepsgraf, reeds vóór 1500 de benaming van een baai in het vm. Haarlemmer Meer], Ned. grootste luchthaven, ontstaan na de Eerste Wereldoorlog.

De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV begon in 1920 geregelde lijndiensten vanaf Schiphol. Sindsdien is het luchtverkeer en -vervoer van en naar Schiphol voortdurend toegenomen. Schiphol staat onder beheer van de NV Luchthaven Schiphol. Aandeelhouders zijn de Ned. Staat en de gemeenten Amsterdam en Rotterdam. In 1978 hadden 61 luchtvaartmaatschappijen Schiphol in hun lijnennet opgenomen.

Het aantal op Schiphol gevestigde bedrijven bedroeg toen 312 met in het totaal 25616 werknemers. In 1967 kwam het nieuwe Schiphol gereed. Het heeft een tangentieel banenstelsel met vier hoofdbanen van ruim 3 km lengte. Starten en landen is tegelijkertijd op parallelbanen mogelijk. De infrastructuur rond Schiphol is in 1976 aanzienlijk verbeterd. In dat jaar werd rijksweg 4 met acht rijstroken in gebruik genomen, terwijl ook de aanleg van de Schiphollijn (treinverbinding Amsterdam’s-Gravenhage via Schiphol) volgens schema verliep.

In 1981 zal de lijn Schiphol–’s-Gravenhage in dienst worden genomen. Het intensieve luchtverkeer boven Schiphol heeft tot gevolg dat de geluidsoverlast in de omgeving toeneemt. Hiertegen werd in de jaren zeventig m.n. geprotesteerd door de actie ‘Schiphol stop!’.

< >