Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schipbreuk

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. het vergaan of stranden van een schip, of een zodanige beschadiging dat het de reis niet op eigen kracht voort kan zetten: schipbreuk lijden: met zijn schip vergaan;
2. mislukking, ondergang: die onderneming heeft schipbreuk geleden, is mislukt.

Schade door schipbreuk is voor rekening van de verzekeraar. In geval van schipbreuk is het aan niemand geoorloofd, zonder uitdrukkelijke toestemming van de kapitein of zijn vervanger, aan boord van het schip te komen, ook niet onder voorwendsel van te willen helpen of bergen. Wanneer een schip door de kapitein en het scheepsvolk is verlaten en door bergers aanvaard, zal het de kapitein te allen tijde vrijstaan naar zijn schip terug te keren en het bestuur te hernemen. De bergers moeten het geborgene dadelijk aan kapitein of rechthebbende tegen betaling van onkosten en zekerheidstelling voor het bergloon afgeven op straffe van verlies van hun aanspraak op hulpen bergloon. averij.

< >