Oostenrijks musicoloog, *5.5.1902 Salzburg, ✝11.10.1974 Wenen. Schenk promoveerde in 1925 te München, ondernam studiereizen naar Italië en studeerde verder te Wenen en Berlijn.
Hij werd bibliothecaris en leraar aan het Mozarteum te Salzburg en werd in 1929 privaatdocent aan de universiteit te Rostock. Hij stichtte daar in 1936 het muziekwetenschappelijk instituut. In 1938 werd Schenk hoogleraar aan de Weense universiteit. Vanaf 1944 was hij lid van de Oostenrijkse Akademie der Wissenschaften, waar hij de afdeling musicologie leidde. Schenk werd in 1964 president van het genootschap dat de serie Denkmäler der Tonkunst in Österreich uitgeeft. In 1973 werd hij president van het Oostenrijks genootschap voor muziekwetenschap.
Hij werd vele malen onderscheiden, o.a. met eredoctoraten van de universiteiten te Rostock en Brno (1969). Hij schreef vele artikelen en verhandelingen op het gebied van de musicologie. Hij bezorgde tevens vele uitgaven op dit gebied, o.a. de serie Niederdeutsche Musik (1936 vlg.) en Wiener musikwissenschaftliche Beiträge (1955 vlg.). Schenk droeg veel bij tot de reorganisatie van de muziekwetenschappelijke publikaties in Oostenrijk. Werken: G.A.Paganelli (1925; diss.), J.Strauss (1941), 950 Jahre Musik in Österreich (1946), W. À.Mozart (1955; Eng. vert. 1959), Die italienische Triosonate (1955; Eng. vert. 1962), J.W.Hertels Autobiographie (1957), Der Langaus (1962), J.W. Hertel und das Haus Breitkopf (1964), Ausgewdhlte Aufsdtze, Reden und Vortrdge (1967), Zur Beethovenforschung der letzten zehn Jahre (1970), Die ausseritalienische Triosonate (1970; Eng. vert. 1970).