Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Scheelzien

betekenis & definitie

Onbep. w. en zn., o., (ook: strabisme), onvermogen om beide ogen op hetzelfde punt te richten.

Bij scheelzien bestaat er meestal een foutieve stand van de ogen ten opzichte van elkaar, hoewel de functie van de oogspieren intact is (concomiterend scheelzien). Het meest komt voor convergent scheelzien (de ogen kijken naar elkaar toe). Het divergent scheelzien (één oog kijkt naar buiten) is zeldzamer. Deze laatste vorm treedt meestal op tussen het 6e en het 10e jaar; het convergent scheelzien manifesteert zich eerder. In vele gevallen heeft het scheelziende oog een verminderde functie (amblyopie). Bij convergent scheelzien is vaak verziendheid in het spel; bij divergent scheelzien bijziendheid. Vele gevallen van concomiterend scheelzien kunnen worden behandeld door het laten dragen van een bril, of door operaties aan de oogspieren.

Een andere vorm van scheelzien wordt veroorzaakt door verlamming van een of meer oogspieren (paralytisch scheelzien); dit duidt meestal op een neurologisch lijden of een lokaal proces in de oogkas. Enkele oorzaken zijn: een bloedinkje in de hersenen, hersen(vlies)ontsteking en een hersentumor.

< >