m. (mv), Caudata of Urodela, een orde van gewervelde dieren uit de klasse amfibieën.
De salamanders onderscheiden zich van de kikvorsachtigen door een langgerekt lichaam en doordat zij in volwassen staat een staart hebben. Een trommelvlies ontbreekt. De salamanders zijn voornamelijk tot het noordelijk halfrond beperkt; alleen in Zuid-Amerika (Andes) overschrijden zij de evenaar. De voortplanting vindt bij de meeste salamanders in het water plaats. Uit de eieren ontwikkelen zich larven, die door kieuwen ademen. Zij maken een gedaanteverwisseling door, waarbij de kieuwen verdwijnen en longademhaling daarvoor in de plaats komt.
Bij een aantal soorten is dit vrijlevende larvestadium ten dele of geheel onderdrukt. De eieren ontwikkelen zich bij de vuursalamander, Salamandra salamandra, in het moederdier tot larven, die in het water worden afgezet en daar hun verdere ontwikkeling doormaken. Bij een verwante soort, de alpenlandsalamander, S. atra, een volkomen zwart dier dat alleen voorkomt in de bergketens van Midden-en Zuid-Europa, waar weinig stromend water is, vindt de gehele ontwikkeling in het moederdier plaats. Enkele soorten zetten de eieren af in vochtige holten op het land; de gehele ontwikkeling wordt dan in het ei doorgemaakt. Na de gedaanteverwisseling verlaten de meeste salamanders het water, en komen daar pas in de voortplantingstijd weer in terug. De larven lijken in vorm al veel op de volwassen dieren.
De voorpoten ontwikkelen zich eerder dan de achterpoten; op de kaken staan echte tanden. In deze kenmerken verschillen zij van kikkerlarven. De bevruchting is meestal inwendig. Na een inleidend paringsspel zet het mannetje op de bodem van het water een spermatofoor af (een aantal spermatozoën, omhuld met slijm), die door het wijfje in de cloaca wordt opgenomen. Slechts bij enkele soorten komt een echte paring voor.
In Nederland en België komen diverse soorten van de groep Salamandroidea voor; zij zijn alle wettelijk beschermd. Het meest algemeen is de kleine watersalamander, Triturus vulgaris. Deze soort wordt tot 8 cm lang en komt voor in stilstaand of zwakstromend water. In de voortplantingstijd ontwikkelt zich bij het mannetje een hoge rugzoom met gegolfde rand; de buik is geel of oranje. Veel minder algemeen is de kamsalamander, T. cristatus. Bij deze soort ontwikkelt zich de rugzoom van het mannetje nog sterker en draagt een gezaagde rand; de buik is oranje met grote zwarte vlekken.
De alpenwatersalamander, T. alpestris, heeft een ongevlekte oranje buik. Deze soort wordt ca. 10 cm lang. De rugzoom van het mannetje is zeer laag en heeft aan de basis een witte golflijn. In Nederland komt deze soort in het oosten en zuiden van het land voor; in België overal. Bij de vinpootsalamander, T. helveticus, ontwikkelt zich geen rugzoom; de tenen zijn door zwemvliezen verbonden; aan de staart is dikwijls een draadvormig aanhangsel aanwezig. Zeer zeldzaam (voornamelijk in Zuid-Limburg) komt de vuursalamander voor.
Dit dier leeft op het land; de rug is zwart met overlangs gele banden of vlekkenrijen. De sirene, Siren lacertina, inheems in Noord-Amerika, is aalvormig, heeft slechts zwak ontwikkelde voorpoten en houdt de drie paar uitwendige kieuwen het gehele leven. Bij de aalsalamander, Amphiuma, eveneens inheems in Noord-Amerika, is het lichaam nog langer, maar zijn vier zeer korte pootjes aanwezig. De Proteus anguinus, leeft in ondergrondse wateren van het Karstgebergte. axolotl.
Van de reuzensalamanders (familie Cryptobranchidae) leven thans nog slechts enkele soorten. In het oostelijk deel van de VS leeft de modderduivel, Cryptobranchus alleganiensis, die tot 60 cm lang wordt. Bij deze soort blijven de kieuwspleten het gehele leven open; de eieren worden in snoeren afgezet. In Japan leeft de Japanse reuzensalamander, Andrias japonicus, die ruim 1,5 m lang wordt. In China leeft de iets kleinere A. davidianus. Bij deze twee soorten sluiten de kieuwspleten zich bij volwassen dieren.
Beide soorten leven in snelstromende bergbeken. Zij verlaten het water nooit; toch zijn de kieuwen gereduceerd. De ademhaling vindt plaats door de huid en door de slijmvliezen van monden keelholte; daarnaast komt ook longademhaling voor. In het Tertiair kwam ook in Europa een vertegenwoordiger van deze familie voor, nl. Andrias scheuchzeri (de zgn. Homo diluvii testis et theoskopos).