v./m. (-’s), Saiga tatarica, kleine antilopesoort, voorkomend van Zuid-Rusland tot in Mongolië.
De saïga heeft een merkwaardig opgezwollen neus, waarschijnlijk als aanpassing aan de veelvuldige stofen zandstormen van de steppen waar zij leven. Alleen de mannetjes dragen hoorns. De schouderhoogte bedraagt 60-67 cm. Ca. 1900 leek deze soort op het punt van uitsterven te staan (dooroverbejaging); thans moeten er jaarlijks zo'n 250 000 afgeschoten worden dank zij effectieve bescherming en beheer.