Vlaams schrijver en geleerde, *9.2.1873 Brugge, ♱12.2.1938 Antwerpen; zoon van J. Sabbe.
Sabbe was leraar, vanaf 1919 conservator van het Museum Plantijn-Moretus te Antwerpen en sinds 1923 hoogleraar Ned. letterkunde te Brussel. In zijn onderhoudende romans en novellen schetst hij met gevoel en humor vooral het dagelijks leven van de kleine burgerstand in Brugge. Hij schreef ook komische en idyllische eenakters. Zijn omvangrijke en veelzijdige wetenschappelijke produktie omvat o.a. studies over Antwerpen in de 16e en 17e eeuw. Werken: Aan het Minnewater (1898), Een mei van vroomheid (1903), De filosoof van ’t Sashuis (1907), Vlaamsche menschen (1907), De nood der Bariseele’s (1912), Bietje (1913), Caritate (1914), ’tPastorken van Schaerdücke (1919), Uit het Plantijnsche huis (1924), Letterkundige verscheidenheden (1928), De muziek in Vlaanderen (1928), Brabant in ’t verweer (1933), De meesters van Den Gulden Passer (1938).LITT. H.Sabbe, M.Sabbe en zijn Brugse mensen (1971).