Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Ruk

betekenis & definitie

m. (-ken),

1. korte snelle beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats getrokken wordt: hij gaf een ruk aan de bel; meteen vloog hij overeind; in één ruk speelde hij het klaar, ineens, zonder opnieuw te moeten beginnen; ’m een ruk geven, flink opschieten, het werk een eind verder brengen;
2. stoot van de wind, windvlaag;
3. afstand die men heeft af te leggen: laten we nu opstappen, naar T. is nog een hele ruk vandaar ook in toepassing op de tijd: het is een hele ruk van aug. tot Kerstmis; Renske werkte in (of) ruk aan één door, zonder op te houden.

< >